De Europese Unie praat weer over uitbreiding. Ditmaal met Servië en Montenegro, Albanië en Macedonië. Maar intussen begint de EU ook vervaarlijke scheuren te vertonen.
Over de Brexit hoeven we het hier verder niet te hebben. Essentiëler is wat gebeurt in landen als Hongarije, Polen en Tsjechië, die fundamentele waarden van de Unie als persvrijheid, de rechtsstaat, multiculturalisme, bescherming van rechten van minderheden aan hun laars lappen, zoals Michèle de Waard het in het Financieele Dablad treffend formuleerde. Voor een aandeel in het opvangen van vluchtelingen zijn ze ook niet erg te porren. “Overbrugging van de kloof tussen Oost en West is een kernopdracht voor Europa”, concludeert De Waard terecht. Maar hoe krijg je dat voor elkaar als de verschillen op dergelijke wezenlijke punten zo diep zijn?
Collectieve trauma’s
Tot nog toe is de strategie van de EU zich publiekelijk steeds dreigender op te stellen. Begrijpelijk, het gaat om fundamentele waarden. Toch is het de vraag of dreigen hier wel een effectieve strategie is.
Ik denk dat we het gedrag van deze dwarsliggende EU-landen vanuit een historisch-psychologisch perspectief moeten bekijken om het te begrijpen. Dat is zeker niet hetzelfde als begrip tonen voor het met voeten treden van waarden en afspraken, maar het zou wel eens een basisvoorwaarde kunnen zijn om wérkelijk in gesprek te komen over de verschillen en de kloof te verkleinen.
Verschillende van de nu tot de EU behorende voormalige Oostbloklanden zijn in de loop der eeuwen overspoeld door andere mogendheden. Tot niet zo heel lang geleden zaten ze stevig onder de knoet van de Sovjet-Unie.
Die geschiedenis van overheersing en onderdrukking heeft diepe collectieve trauma’s veroorzaakt, die doorwerken in de nationale identiteit. Dat wordt treffend gedemonstreerd in een reeks onderzoeken uit de zogeheten narratieve psychologie naar de manier waarop belangrijke gebeurtenissen uit de Hongaarse geschiedenis in schoolboeken, verhalen en krantenartikelen worden verteld. Daaruit rijst robuust het beeld op van een collectieve slachtofferrol. In het collectieve geheugen worden glorieuze momenten namelijk steevast gevolgd door nederlagen die resulteren in onderdrukking en onderwerping. Tot en met de onderworpenheid aan de Sovjet-Unie. De geschiedenis herhaalt zich steeds weer.
EU als onderdrukker
In dat licht is het niet zo’n gekke gedachte dat nu de voormalige Oostbloklanden hun zelfstandigheid hebben herwonnen, zij de bemoeienis van ‘Brussel’ als een nieuwe bedreiging ervaren. Na de overwinning doemt immers – in de beleving per traditie - een potentiële nieuwe onderdrukker op: dit keer de EU.
Waar moet een andere strategie dan dreigen uit bestaan? Een cruciaal element is het vermijden van de activatie van stereotypen. Van de EU als ‘baas’ die hen dwingt, als een soort nieuwe Sovjet-Unie. En van de voormalige Oostbloklanden als vazallen. De EU wordt zo een nieuw juk dat men moet zien af te werpen. Hoe meer de EU dreigt, hoe meer het stereotype van onderdrukker wordt geactiveerd. Hoe meer de voormalige Oostbloklanden in de weerstandmodus zullen schieten. Op die manier komt een verenigd en sterk Europa geen stap dichterbij.
De Gedragscolumn wordt geschreven door sociale wetenschappers en reflecteert op de actualiteit vanuit gedragspsychologisch perspectief.
Bert Pol is verbonden aan de afdeling Communicatiewetenschap van de Universiteit Twente en vennoot vanTabula Rasa Den Haag.