De derde roman van de Amerikaanse, in Duitsland wonende schrijfster Nell Zink is net in het Nederlands vertaald. Nicotine gaat over Penny die na de dood van haar vader, een rijke Joodse sjamaan, in een kraakpand gaat wonen tussen misfits die opkomen voor rokersrechten. Zink (1964) was zes weken in Amsterdam om dat boek te promoten én om haar nieuwe roman af te maken. Doxology gaat die heten, genoemd naar een religieus gezang. Ze schrijft het woord op mijn aantekenblaadje en begint dan te zingen, middenin het café aan het Spui. „Ja, ik dacht dat je misschien de melodie zou herkennen. Dat het in het Nederlands misschien een ander lied zou zijn. Zoals het Amerikaanse volkslied een Brits drinklied is.” Ze trekt mijn blaadje weer naar zich toe en schrijft ook dat voor me op, in forse blokletters: „‘Anacreon in Heaven’ = Star-Spangled Banner”.
Veel vrolijke verteldrang, nul schaamte, dat is Zink. Als we even later verkassen naar haar gastschrijverswoning is dat omdat we elkaar in het drukke café amper konden verstaan. Een ruim, licht appartement hoog boven het Spui, een stuk groter dan haar eigen huis. „Ik woon in Bad Belzig, in één kamer en dat klinkt klein, totdat je de stofzuiger erbij pakt. Mijn huur is zo’n driehonderd euro. In een heel mooie B&B bedenk ik wel eens dat ik nu ook zo’n huis zou kunnen kopen, maar daarna denk ik: waaróm? Ik ga wel naar de B&B, die hoef ik niet schoon te maken.”
Zink had niet gedacht dat ze ooit zou kunnen leven van haar schrijverschap. „Ik dacht zelfs nooit aan publiceren, maar schrijven is belangrijk voor me om met het leven te kunnen omgaan. Ik ben in 2000 naar Duitsland verhuisd om te kunnen schrijven. Ik wilde niet meer fulltime werken en wist dat het makkelijker en minder gevaarlijk is om arm te zijn in Europa dan in Amerika. Je woont misschien klein, maar in armoede leven betekent niet dat al je buren krankzinnig én bewapend zijn, wat in de VS wel zo is.”
In die tijd liet ze haar fictie alleen lezen aan een Israëlische vriend, romanschrijver Avner Shats. „Die zei wel: ‘geweldig, dit zou gepubliceerd moeten worden’, maar hoe je dat voor elkaar krijgt… Ik had geen connecties.”
En toen schreef ze, out of the blue, een brief over vogelbescherming aan de wereldberoemde Amerikaanse romanschrijver Jonathan Franzen, net als zij een vogelliefhebber. Hij schreef terug, zij schreef terug, en – lang verhaal kort – drie jaar later publiceerde ze via zijn literair agent voor het eerst een roman, The Wallcreeper (2014, De rotskruiper). Inderdaad, een vogelsoort die in het boek voorkomt. Zink had meteen succes. Liefhebbers omarmden haar schaamteloze stijl, haar intelligente gekte, haar nonchalante absurdisme.
Heeft u nog contact met Franzen?
„We hebben net negentien dagen samen doorgebracht in Zuid-Afrika, dus ja. We hebben prachtige vogels gezien. Paradijskraanvogels in die mooie tint leigrijs die je bijna blauw kunt noemen, met van die lange wimpelveren aan hun ellebogen. En een prachtig chocoladebruine kuifarend met donzige poten, als een man uit de Regency-periode in jacquet en kniebroek.
„Veel vogels zingen daar ook anders dan Europese vogels. Een nachtegaal hier brengt louter een soort snikken voort: dod dod dod dod, ping! ping! ping! ping! Of neem de veldleeuwerik, die klinkt krankzinnig.” Ze doet een rap babbelig gekwetter na. „Maar die waaierstaarten in Zuid-Afrika zingen liedjes die echt liedjes zijn. Tu-du-du-du tudududu, tudududu!” Het klinkt als klassieke zang. Zink zucht tevreden: „Ik was een gelukkige klant.”
Waarom houdt u zo van vogels?
„Ik was altijd al begaan met het milieu, vanaf mijn geboorte, denk ik. Landschappen en bomen ontroeren me. Maar van bossen houden kan heel deprimerend zijn. Bomen zijn serieus geld waard, het is moeilijk om iemand die heel arm is ervan te weerhouden een tropische boom om te hakken, het is 30.000 dollar aan hout. Dus als je van bomen houdt word je gek. Maar als je je aandacht op vogels richt… dan gaat het licht aan. Je kunt van ze houden, en vechten om ze te beschermen, en ze zijn niet zo deprimerend kwetsbaar als een bos. Want ze verplaatsen zich. Zo simpel is het denk ik: ze zijn vrij. Dus als ze er zijn, weet je: de omgeving is oké, anders zouden ze weggaan. En als je vogels eenmaal leuk vindt, ben je eigenlijk nooit alleen. Je kunt ze altijd zoeken. Het is gratis plezier.”
De krakers in uw boek ‘Nicotine’ proberen buiten de maatschappij te leven. Wilt u dat zelf ook?
„Er is een verschil tussen verlangen en wat echt kan. Van 1995 tot 1998 woonde ik in een anarchistische groep in West-Philly, waar een deel van het boek op is gebaseerd. Er was veel ruilhandel en iedereen deed altijd dingen voor elkaar. Maar er moest ook geld in het systeem komen. Dat kwam van medicijn-onderzoek: iedereen werkte als proefkonijn voor farmaceutische bedrijven.”
U ook?
„Nee zeg! Serieus geld kreeg je alleen voor tests van een middel dat nog nooit aan mensen gegeven was, dat komt ook in mijn boek voor. Ik kende mensen die zeiden: ‘Na vier dagen was ik bijna dood dus ze lieten me gaan, maar ze gaven me wel de volledige 8.000 dollar, geweldig’. Nee, ik werkte als secretaresse voor zo’n zelfde farmaceutisch bedrijf. Ik trok een pak, panty en pumps aan en ging aardig doen tegen een of andere manager.”
In het boek neemt Penny uiteindelijk een ‘echte’ baan. Loopt ze daarmee over naar Het Kwaad?
„In de context van dit boek is duidelijk dat Penny maar zo’n klein radertje in het systeem is dat het er niet toe doet aan welke kant ze staat. Ze wil goed doen, maar ze is niet bereid om arm te zijn. En haar baan is relatief goed. De vraag wordt dan of wat ze doet beter of slechter is dan in een demonstratie met een vlag zwaaien, proberen de wereld te redden, en niets te bereiken... Nee, ik weet het echt niet. Want je kunt heel lang niets bereiken, en dan kan het plotseling omslaan. Op het gebied van klimaatverandering hebben heel veel mensen heel lang niets bereikt. En nu wordt er wél openlijk over gesproken. Verspilden ze daarvóór hun tijd? Dat is heel moeilijk te zeggen.”
De krakers in ‘Nicotine ‘voelen’ zich paria’s, ‘de laatste openlijke rokers’. Geloven ze zelf in hun activisme of is het een excuus om zichzelf buiten de maatschappij te plaatsen?
„Rob, op wie Penny verliefd is, zegt dat deze krakers samen in dit huis zijn beland omdat ze roken, en dat is hoe discriminatie werkt: je neemt mensen die niets met elkaar gemeen hebben, je behandelt ze slecht vanwege hun vermeende anderszijn, en ineens zijn ze solidair met elkaar. Maar ze zijn apolitiek en naarmate je ze leert kennen, besef je: dit zijn heel getroebleerde mensen. Geen wonder dat ze een plek hebben gecreëerd waar echte losers kunnen overleven.”
Rob is aanvankelijk een onbereikbare liefde voor Penny. Symboliseert hij anarchie als onbereikbare liefde? Is volwassen worden beseffen dat anarchie onmogelijk is?
„Nou ja, anarchie... De anarchisten die ik kende noemden zich anarchisten omdat ze elkaar hadden leren kennen in de boekwinkel in West-Philly die als anarchistisch werd beschouwd. Het theoretisch anarchisme, een systeem zonder regering, daar dacht niemand aan. In West-Philly was maar één jongen die ooit van Pjotr Kropotkin (Russisch theoreticus van het anarchisme, red.) had gehoord. Ze hadden de intellectuele onderbouwing gewoon niet. Een grassroots politieke beweging van mensen uit de arbeidersklasse bestaat niet uit studenten en gestudeerden met IQ’s van 130. Zeker niet in Amerika. En veel mensen zijn heel gelukkig in zo’n groep, omdat dingen die mensen met een traditionele levensstijl ongelukkig maken, zoals het huwelijk, er gewoon niet voorkomen.”
Waarom is de wereld in ‘Nicotine’ zo patriarchaal? Alles draait om de dode vader, een soort godheid…
„...en Rob runt het huis, ja. Dat is gewoon realisme. Soms, als je dingen beschrijft zoals ze vaak zijn, vragen mensen waarom. ‘Waarom laat je nou een groep mensen zien waar een man de baas is?’ Nou, ik heb wel eens mensen ontmoet, zo zijn mensen.”
Wilt u ermee zeggen dat de wereld niet snel genoeg verandert?
„Veel mensen die op Trump hebben gestemd, leven niet in 2018. De wereld waarin ze zijn opgegroeid leeft nog in hen. Mensen doen vaak of zestigers en zeventigers verbijsterd zijn door de wereld van nu, maar wie is nou de báás over de wereld van nu, wie zit er aan de knoppen? Mannen van boven de zestig! De wereld van gisteren leeft nog volop.”
Het wordt donker. Bij het afscheid tekent Zink nog een Japanse wasbeerhond met enorme testikels op mijn blaadje, een tanuki, omdat we een belangstelling voor Japanse animatiefilms blijken te delen. Ga Pom Poko bekijken, zegt ze, een film over een groep wasbeerhonden die zich tegen plannen van de staat verzet. „Dat is echt een film over anarchie.”