Deze Kerst hebben wij niet één kaars aangestoken. We waren veel te blij dat het elektrische licht het weer deed, in ons huis in Berlijn.
Het is een zogeheten ‘smart home’ – een begrip dat voor Bill Gates en andere dromers een wereld van vrijheid en gemak oproept. De ijskast die zelf de boodschappen bestelt, de luxaflex die je vanaf je vakantie-adres kan optrekken, de apps op je telefoon waarmee je van over de hele wereld het licht in de badkamer kan aandoen of de verwarming alvast een puntje hoger kan zetten. Geluk is voor iedereen wat anders.
Zelf heb ik altijd een vaag gevoel van angst gehad, dat een huis dat slimmer is dan ik voor problemen kan gaan zorgen. „We negeren al die technische foefjes”, dachten we aanvankelijk. „We gebruiken gewoon de schakelaars en laten de apps voor wat ze zijn.”
Maar een intelligent huis laat zich niet zomaar negeren.
Eind augustus begon het te spoken. In de helft van het huis ging het licht niet meer aan, terwijl de stoppen niet waren doorgeslagen. De elektricien die te hulp kwam begreep ook niet hoe het kon, maar wel dat het aan de computer lag en dat was zijn vak niet. De computerspecialist die vervolgens te hulp kwam vond het razend interessant. Maar hij was geen elektricien en mocht volgens de Duitse regels dus niet sleutelen in de meterkast – een indrukwekkende cockpit van schakelaars, lampjes en vooral een wirwar van kabels, een Kabelsalat zoals ze hier zeggen.
Foto’s Juurd Eijsvoogel
Toen voor de vierde keer een monteur onverrichter zake ons huis had verlaten, aten we al zo’n twee maanden iedere avond bij kaarslicht. Het romantische gaat er dan toch wat vanaf.
Het gedoe hielp wel om een van de grote raadsels van het hedendaagse Duitsland te doorgronden: hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat de nieuwe luchthaven van Berlijn, die al vijf jaar geleden geopend zou worden, nog altijd niet klaar is. Wegens technische problemen – met de blusinstallaties, met de elektrische deuren, met de bagagebanden. Men hoopt nu dat de eerste vliegtuigen er in 2020 kunnen landen.
In de praktijk kan Duitsland de tijd vaak maar amper bijbenen.
In Duitsland, dat ingenieursland met zijn grote maakindustrie, is de toekomst soms verder weg dan je denkt. De politiek heeft haar mond vol over digitalisering en over Berlijn als hightech hub, maar in de praktijk kan Duitsland de tijd vaak maar amper bijbenen.
Uiteindelijk wisten we de man op te sporen die het brein van ons huis een kleine tien jaar geleden had aangelegd. Binnen twee uur stelde hij de diagnose: er moesten twee onderdelen vervangen worden en dan kwam alles goed. En zowaar: een week later hadden we licht. Alleen bleek het licht in de zitkamer aan te gaan met de schakelaar in de badkamer, en het licht in de badkamer met de schakelaar in de keuken, enzovoorts. Het leverde komische taferelen op, maar na een tijdje plakten we toch maar op alle schakelaars van die gele post-it-papiertjes, alsof we in een vroege fase van Alzheimer waren beland, om te onthouden welke lamp onder welke knop zat.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2015/12/1208cul_smarthome_iii.jpg)
En dan was er nog die mooie zuinige lamp boven de eettafel, van Nederlands fabrikaat. Die was zó zuinig, dat de huiscomputer hem niet meer als lamp herkende en die ging dus helemaal niet meer aan. Leve de vooruitgang.
Intussen is het allemaal opgelost, ook de digitaal aangestuurde verwarming die was uitgevallen doet het weer. Maar als ik over drie jaar op het nieuwe vliegveld klaar sta voor vertrek en opeens bedenk dat ik vergeten ben thuis het licht uit te doen, dan weet ik één ding zeker. Wat voor apps ik tegen die tijd ook op m’n telefoon heb, net als vroeger zal ik gewoon de buren bellen of ze even willen kijken of alles in orde is.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/0609tzecowasmachines.jpg)