Opinie

Somberte

Ellen

Ellen Deckwitz

Ongeveer een jaar geleden kreeg mijn neefje (12) last van somberte. Het was geen verrassing: bij ons in de familie start rond die leeftijd bij iedereen de melancholie, in diverse gradaties. Bij mij begon de sipte ongeveer gelijk met de eerste beha en onder mijn mannelijke familieleden is er het gezegde „Baard in de keel, steen in het hoofd”. Zodra je er als een volwassene uit gaat zien, kan er bij tijd en wijle een grauw filter over de dingen heen komen te liggen dat het leven ondraaglijk maakt. Onze betovergrootmoeder had er al last van: die kon hele weken niet uit bed komen. Als haar dat dan wél lukte, was ze vooral druk met schreeuwen tegen haar kinderen die daar, begrijpelijkerwijs, ook niet veel vrolijker van werden.

Toch zijn er ook voordelen als een ziekte al minstens anderhalve eeuw in de familie woedt. In de loop der decennia is er een soort handleiding ontstaan van hoe we met de gevolgen van onze neurochemie moeten omgaan. Ik herinner me dat mijn vader zijn kinderen in het kader daarvan drugsvoorlichting gaf. Hij had met zijn broer, die kunstschilder was en een enthousiast psychonaut, in de jaren zeventig het een en ander uitgeprobeerd

„Jullie hersens kunnen wel wat hebben, maar wat je echt niet moet doen is lsd. Wat zijn we daar ziek van geweest. Wekenlang zo zwaarmoedig dat ik bang was voor altijd mentaal invalide te zijn.”

We luisterden op die leeftijd zelden naar onze vader, maar dit soort advies knoopten we in de oren. Maar wat graag plukten we de vruchten van de levenservaring van oudere generaties, en nog steeds. Het is een enorme troost dat we in de familie omringd zijn door lotgenoten, mensen die weten hoe ontzettend veel pijn leegte kan doen. We weten dankzij hen welke antidepressiva bij ons type hoofd aanslaan, wat de triggers zijn voor neerslachtigheid, hoe belangrijk rust en sport zijn. En we weten dankzij de oudere generaties helaas ook dat dit soort kennis maar een beetje grip biedt. De duisternis komt soms, daar kun je niets aan veranderen. Maar je kunt proberen de schade te beperken.

En dus ren ik elke week hard met mijn neefje. Steeds dieper de winter in, om je hoofd voldoende stoffen te laten aanmaken om de gevoelloosheid aan te kunnen, om genoeg conditie te hebben zodat je om kunt gaan met een paniekaanval. Gisteravond zei hij tijdens het stretchen dat we eigenlijk dynamo’s zijn.

„Omdat we door beweging weer licht in ons hoofd proberen te krijgen.” Ja! Hij moest zelfs even grinniken. En zo sprintten we weer het donker in, onze benen ploegend door de duisternis, om bloemen te laten ontkiemen.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.