We schrijven het jaar 2000. De extreem-rechtse partij FPÖ gaat regeren, samen met de conservatieven van ÖVP. In Wenen gaan naar schatting honderdvijftigduizend mensen de straat op om te demonstreren. Onder hen de directeur van het CIDI, de vice-voorzitter van vakbond FNV en een Kamerlid van de VVD. Het is zo druk op straat dat het kabinet van de net verkozen bondskanselier, Wolfgang Schüssel, via een tunnel naar de beëdiging wordt geleid. Europese lidstaten reageren met afschuw op de coalitie van FPÖ met ÖVP. Veertien landen treffen maatregelen.
Uit een NRC-artikel van die tijd: „Dat houdt in dat Europese politici en diplomaten geen contacten zullen hebben met hun Oostenrijkse collega’s, de lidstaten geen Oostenrijkse kandidaten zullen steunen voor internationale posten, en de Oostenrijkse ambassadeurs alleen op ‘technisch niveau’ zullen worden ontvangen. Ook de Amerikaanse regering heeft Oostenrijk gedreigd met diplomatieke sancties. De Israëlische ambassadeur heeft uit protest het land verlaten.”
Wie verder graaft in de archieven, komt verslagen tegen van bijvoorbeeld een Kamerdebat, geïnitieerd door GroenLinks, over de vraag of de Koninklijke familie haar jaarlijkse skivakantie naar Oostenrijk nog wel door moet zetten. In het kort: toenmalig premier Wim Kok vond dat de koningin haar vakantie kon doorbrengen „op de plaats en wijze die haar goeddunkt”.
Achttien jaar later herhaalt de geschiedenis zich op een punt: weer een coalitie van de FPÖ en de ÖVP. Maar de context verandert alles. Rechts is niet meer fout, eerder mainstream. Hoe tekenend is het dat FPÖ-leider Heinz-Christian Strache voorafgaand aan de plechtigheid tegen journalisten zei dat hij absoluut niet van plan was om gebruik te maken van ondergrondse tunnels, maar dat hij „met opgeheven hoofd” naar De Hofburg, het paleis in Wenen, zou gaan. Vanuit Europa klinkt er wat gemor, maar niemand moet ook maar denken aan sancties. Ik heb nog even de site van Buitenlandse Zaken gecheckt: stilte.
Vanuit Europa klinkt er wat gemor, maar niemand moet ook maar denken aan sancties
In mei dit jaar schreef ik hier over dominosteentjes die uiteindelijk niet de kant van het door premier Rutte geïntroduceerde ‘verkeerde populisme’ op vielen. Een van die eerste steentjes die bleef staan na Brexit en de verkiezing van Trump was Oostenrijk, dat als eerste naar de stembus mocht. Uiteindelijk won daar de uitgesproken linkse kandidaat Alexander Van der Bellen de presidentsverkiezingen van FPÖ’er Norbert Hofer. Zijn winst werd met opluchting ontvangen in Europa. Zie je wel, was de gedachte, extreem-rechts deed het dan wel goed in peilingen maar aan een overwinning zou niemand ze helpen.
Mei was ook de maand waarin Sebastian Kurz naar voren werd geschoven als partijleider van ÖVP. Acht maanden later is hij bondskanselier, met zijn eenendertig jaar de jongste regeringsleider ter wereld, en is Oostenrijk het enige West-Europese land waarin een extreem-rechtse partij meeregeert.
De strijd tegen dat verkeerde populisme is niet gestreden, omdat die strijd nooit echt begonnen is. Mainstream-partijen aan de rechterzijde van het politieke spectrum hebben afgelopen jaar laten zien dat ze die strategie niet hebben proberen tegen te gaan, nee, ze hebben het zich eigen gemaakt.
Thierry Baudet werd deze week door het volk, whoever that may be, gekozen tot ‘Politicus van het Jaar’. Hij maakte indruk door zijn ‘verbale sterkte, frisse uitstraling en nieuwe geluid’. Als er iets nieuws is aan dat geluid, dan is het dat het alle schaamte voorbij is. Rookgordijnen zijn niet meer nodig, aangezien spreken over homeopatische verdunning blijkbaar een welkom, nieuw geluid is. Als je er maar een beetje frisjes uitziet en er leuk bij lacht. Twee dagen na de kroning van Baudet door het EenVandaag Opiniepanel bracht De Correspondent een primeur over een vijf uur durend onderonsje tussen Baudet en de racistische Jared Taylor. De reactie van Baudet: zijn partij vindt het belangrijk om ‘verschillende visies tot zich te nemen’. Kijken of hij het daarna in een fris jasje kan steken.