‘Mijn man is zijn huidskleur’

Deze week verkent verboden liefdes. Deel 3: getrouwd met een zwarte man.

Illustratie Anne van Wieren

‘Ik val op mijn vriend vanwege zijn intelligentie. Zijn spreken is als poëzie, zachte fluisteringen voor de ziel”, zwijmelt D. (32).

We zitten in een glazen vergaderruimte in een flexwerkplek in Amsterdam-Centrum. Achter de ramen passeren hippe zzp’ers met verende tred op hun gloednieuwe sneakers. Af en toe werpen ze een blik naar binnen. Ik voel me net een tropische vis in een aquarium.

„Er is hier nog nooit een Marokkaan geweest”, zegt D.

„Of iets wat daarvoor door kan gaan.”

Op het menu van de inpandige bio-vega-taria onder meer: couscous, humus, falafel en muntthee.

„Mijn man danst als hobby. Hiphop, breakdance, je begrijpt de look. De reacties als hij me ophaalt: ‘Wat doet die pooier hier?’ Of: ‘Wie heeft er een gigolo besteld?’”

„We zijn nu vijf jaar getrouwd. Het eerste jaar was pittig hoor. Na enkele maanden bleek ik zwanger. We besloten het kindje te houden. Opeens ben je samen ouders. Het punt is…” D. zoekt even naar woorden. „Mijn man is een creoolse Surinamer uit de Bijlmer. Ik kom uit een wit gezin in Baarn. Ik zie geen kleur en realiseerde me niet dat de samenleving dat wel doet.”

D. – lang blond haar, blauwe ogen, slank – beschrijft de blikken op straat als ze hand in hand met haar man loopt. De scheldwoorden: zij een hoer, hij een rotn*ger.

Willekeurige racisten die ze per ongeluk tegen het lijf loopt?

„Misschien, maar als ik dan mijn eigen vriendinnen hoor, besef ik dat het dieper zit. ‘Hoe is het nou om het met een zwarte te doen?’ vragen ze dan. ‘Is -ie echt zo groot?’ Of: ‘De jouwe heeft altijd zin zeker?’ Hun vriendjes en mannen zijn hun beroep. Mijn man is zijn huidskleur.”

„Hoe reageerden je ouders?”

„Ik had ze vooraf niets over z’n afkomst verteld. Toen ze de deur opendeden waren ze aanvankelijk in shock. Mijn moeder herstelde zich het snelst en deed zo over-aardig dat het gênant was.

Mijn vader zweeg. Het duurde lang voor ze contact wisten te maken. Ze vroegen mij of hij een strafblad had. Die vraag hebben ze me niet eerder gesteld.”

„En je kindje?”

„Die noemen ze hun Afrikaanse prinses. Ik krijg m’n moeder niet uitgelegd hoe kwetsend dat is. Ik wil niet dat mijn dochtertje opgroeit met een constante notie van anders-zijn. Mijn neefje heet ook geen polderprins.”

D. krijgt regelmatig de vraag uit welk land ze haar dochter geadopteerd heeft. Ik moet denken aan mijn moeder die 23 jaar geleden naar school fietste met een lichte pop in het voorzitje en haar kindje achterop.

„Maar wat leuk dat je eindelijk een kind van jezelf hebt!” riep een mede-moeder uit.

„Soms heb ik het gevoel dat ik aan een sociaal experiment meewerk”, zegt D. „‘Lief, we houden toch nog van elkaar?’ vraag ik mijn man dan. Het is in deze roerige tijden makkelijk in een loopgravenoorlog te belanden en in je wederhelft de tegenstander te zien. Maar dit is mijn man. En de Audi die hij rijdt heeft hij echt met z’n eigen geld betaald.”

is publicist en schrijft en spreekt over gender en diversiteit. De naam D. is om privacyredenen geanonimiseerd.
Aflevering 4 van de wandelserie door Tosca Niterink en Anita Janssen verschijnt op donderdag 28 december.