De hielprik bij pasgeborenen wordt binnen vijf jaar gebruikt om op twaalf extra aandoeningen te screenen. Dat schrijft staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ChristenUnie) donderdag in een brief aan de Tweede Kamer.
De hielprik vindt plaats na toestemming van de ouder of ouders in de eerste week na de geboorte. Begin 2017 werden er al twee nieuwe aandoeningen toegevoegd. Nu wordt nog op negentien aandoeningen en ziekten gescreend, waaronder stofwisselingsziekten en ernstige erfelijke bloedaandoeningen. De uitbreiding gebeurt in fases en moet in 2022 worden afgerond. Zo start in april 2018 een proef waarbij de hielprik ook wordt gebruikt voor onderzoek naar SCID, een zeldzame stoornis aan het immuunsysteem.
Tot veertig zieke baby’s extra opgespoord
Door de screening uit te breiden kunnen straks naar schatting jaarlijks twintig tot veertig baby’s met ernstige aandoeningen extra worden opgespoord en behandeld, schrijft staatssecretaris Blokhuis. Het besluit is genomen na advies van de Gezondheidsraad in 2015. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu onderzocht vervolgens hoe de uitbreiding het best kan worden uitgevoerd en publiceerde daar afgelopen juli over.
14 miljoen euro
Met de hielprik worden op dit moment jaarlijks ongeveer 180 zieke kinderen opgespoord. In de meeste gevallen is genezing niet mogelijk, maar behandeling volgens de staatssecretaris wel.
De invoering van het onderzoek naar de extra aandoeningen en ziekten kost 14 miljoen euro over een periode van vijf jaar. Hiervoor is ruimte gemaakt in de begroting van het ministerie van VWS.
/s3/tark/NH/201209/29/1637993.jpg)