De Europese Unie heeft donderdagmiddag alsnog een akkoord bereikt over een belangrijke klimaatwet. Het gaat om een wet die de uitstoot van broeikasgassen in transport, bouw en gebouwen, landbouw en afvalverwerking regelt – samen zijn die goed voor zo’n 60 procent van alle emissies. Al in 2014 had de EU afgesproken deze uitstoot tot 2030 met 30 procent te verminderen ten opzichte van 2005. De klimaatwet regelt hoe dat gebeurt.
De lidstaten willen uiteindelijk niet zo ver gaan als het Europees Parlement, dat volledig meebeslist over het klimaatbeleid. Volgens het parlement zouden de ambities omhoog moeten, omdat anders lang niet zeker is dat Europa voldoet aan het klimaatakkoord van Parijs, waarin is afgesproken dat de gemiddelde temperatuurstijging op aarde ‘zoveel mogelijk onder 2 graden Celsius’ moet blijven om de kans op schade aan de planeet zo klein mogelijk te houden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data22981599-472e67.jpg)
Gerben-Jan Gerbrandy, Europarlementariër (D66) en rapporteur over de klimaatwet, is enigszins teleurgesteld over het resultaat, maar spreekt in een telefoongesprek van „het maximaal haalbare met de huidige regeringen van de lidstaten”.
Zo is er bijvoorbeeld geregeld dat juist in de eerste jaren wat strenger naar de emissies wordt gekeken. Dat is belangrijk omdat veel landen tijdens de voorbije economische crisis, minder broeikasgassen hebben uitgestoten. Die landen moet je volgens Gerbrandy niet de mogelijkheid geven dat als excuus te gebruiken om voorlopig meer uit te stoten.
Vorige week kwamen parlement en lidstaten er ook na een hele nacht onderhandelen niet uit. Sindsdien is er achter de schermen verder gesproken en is de wet iets aangescherpt – met ongeveer 30 miljoen ton kooldioxide aan extra reductie. Onder andere Frankrijk en Duitsland waren bereid om een grotere reductie op zich te nemen, maar alleen als ook de andere lidstaten daarvoor een prijs zouden betalen. Oost-Europese landen, maar ook Spanje en Italië, voelden niets voor extra ambitie.
Kantje boord
„Het zal kantje boord zijn of het parlement hiermee kan instemmen”, zegt Gerbrandy. Dat hij als rapporteur toch akkoord is gegaan, heeft mede te maken met het voorzitterschap van de Europese Unie. Op dit moment is dat Estland, dat zich zeer coöperatief heeft opgesteld. Maar vanaf januari is Bulgarije EU-voorzitter. Daar is de minister van Milieu afkomstig van een rechts-populistische partij die volgens Gerbrandy weinig moet hebben van klimaatbeleid. In de tweede helft van het jaar is het de beurt aan Oostenrijk. „En we weten ook hoe het nieuwe kabinet er daar uitziet”, aldus Gerbrandy.
Ook al is hij niet helemaal tevreden, het is volgens Gerbrandy belangrijk dat er nu een akkoord ligt dat leidt „tot fors minder uitstoot én dat juridisch bindend is”. In de klimaatwet is vastgelegd hoe de reductie van broeikasgassen tussen de landen verdeeld wordt. Sommige moeten meer doen dan andere, afhankelijk van hun financieel-economische situatie.
Nederland is verantwoordelijk voor een reductie van 36 procent in eigen land. Volgens Gerbrandy zal dat geen grote problemen opleveren. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft becijferd dat alleen in het transport al het grootste deel van die reductie gehaald kan worden.