‘De EU-landen en de Israëlische premier Netanyahu stevenden deze maandagmorgen af op een harde confrontatie over de status van Jeruzalem’, meldde NRC vorige week. Het bericht verbaasde ons hogelijks. Niet vanwege de standpunten van beide partijen over Jeruzalem – daar besteden wij in een volgende rubriek aandacht aan – maar wij waren verrast over de politieke eensgezindheid van de 27 EU-landen (28 minus Groot-Brittannië). Jarenlang hebben wij gesteld, kort samengevat, dat de economische samenwerking de Europese landen geen windeieren legde, maar dat van politieke samenwerking nooit iets terecht kon komen, laat staan van een gemeenschappelijk buitenlands beleid, omdat de landen van Europa hun eigen identiteiten hebben en hun eigen belangen behartigen. Landen bestaan immers slechts, om met Carry van Bruggen te spreken, dankzij „het verschil met andere landen”.
De politieke eensgezindheid doet zich, opvallenderwijs, tot op heden ook voor in de opstelling ten opzichte van de vertrekkende Britten. De eenstemmigheid lijkt zich dus vaker te manifesteren als het om de wereld buiten Brussel gaat – dan waar het gaat om de binnenlandse politiek in Polen, de verdeling van vluchtelingen, of het belastingklimaat in Nederland, Luxemburg en Malta.
Het gedrag van landen wordt vooral bepaald door hun belangen en rationele, machtspolitieke overwegingen en niet door hun ideologie – hun dromen of nachtmerries over Europa, bijvoorbeeld. Ideologie en propaganda worden er als een vernislaagje overheen gelegd, bij voorkeur in moralistische bewoordingen als „het brengen van vrede en democratie”.
Die machtspolitiek is ook van toepassing in extremis: hoe gek de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un of de Iraanse ayatollahs in westerse ogen kunnen lijken, uiteindelijk zit er bij beide een min of meer rationeel idee achter. Een kernmacht die sterk genoeg is om Amerika af te schrikken van een aanval, kent in onze ogen een zekere logica. „Though this be madness, yet there is method in it” laat Shakespeare Polonius in Hamlet zeggen.
Iedereen roept dan dat China Noord-Korea tot de orde moet roepen. Het is inderdaad het enige land dat dit zou kunnen doen, maar Xi Jinping kijkt wel uit. Ook hij heeft belangen te behartigen. De implosie van het regime in Pyongyang kan tot gevolg hebben dat miljoenen Noord-Koreanen uitwijken naar het welvarender China. Het kan ook leiden tot een verenigd Korea, een bondgenoot van Amerika, dat China’s glacis zou overschrijden. Terwijl Kim Jong-un zonder schade zijn politieke doel bereikt heeft als de Amerikanen en Zuid-Koreanen zich door zijn kernwapens laten afschrikken van een aanval. Die gedachte kan ook in Seoul en Washington rust brengen.
Een kernmacht die Amerika kan afschrikken van een aanval, kent in onze ogen een zekere logica
Een vergelijkbare stand van zaken vinden we in het Midden-Oosten. Het Iraanse nucleaire programma – in 2015 stilgelegd door de overeenkomst tussen Iran, Amerika, Rusland, de EU en China – werd vooral gevoed door de behoefte kernmachten Amerika en Israël er van te weerhouden Iran binnen te vallen. Ook aan de politiek van Teheran ontbrak de logica niet. Men kan zijn gedachten hebben bij Benjamin Netanyahu, Hassan Rouhani of Kim Jong-un – in ons land vergeet men dan altijd gemakshalve ons optreden in Indonesië tussen 1945 en 1950 – maar moraal en buitenlandse politiek hebben weinig met elkaar te maken.
Dat geldt ook voor het buitenlands beleid van president Trump, voorzover er sprake is van verzameld gedrag dat beleid mag heten. Maar America First dan? We wijzen erop dat elke regering de belangen van haar land voorop zet of moet zetten, zoals ook de regering in Den Haag uit moet gaan van „Eigen Land Eerst”. Dat betekent niets meer of minder dan dat het landsbelang voor andermans belang gaat, dus vóór gaat op de landsbelangen van Duitsland, Andorra of Guinee-Bissau. Bovendien staat of valt alles met hoe die belangen gedefinieerd worden – op lange of korte termijn, in materieel of immaterieel opzicht.
Ook de militaire en economische grootmacht die Amerika (nog) is, heeft bij tijd en wijle medestanders of bondgenoten nodig. Diens belangen, economisch, politiek en militair, zijn sinds de Tweede Wereldoorlog zo over de wereld verspreid geraakt dat de Verenigde Staten zich vandaag de dag niet zonder kleerscheuren kunnen terugtrekken op de „village on the hill”. Is het, in dat licht gezien, dan verstandig, het Parijse klimaatverdrag op te zeggen, geen Chinese waren meer te willen kopen of vriend en vijand te schofferen? Zal dat de bondgenoten – the coalition of the willing van George W. Bush – niet verder uitdunnen en wat voor gevolgen zal dat voor de positie van Amerika als wereldmacht hebben?
De Britten hebben ook problemen met hun rol in de wereld – „Great Britain has lost an Empire and has not yet found a role” zei Dean Acheson ooit. Het gekrakeel in en rondom het Lagerhuis – waarvan het gebrek aan smaak deed denken aan de Duitse massabladen uit de jaren zeventig – bracht ons in gedachten terug naar begin jaren zestig toen het Verenigd Koninkrijk, onder leiding van premier Harold Macmillan, herhaalde pogingen deed toe te treden tot de EEG. Achter diens brede rug speelden in essentie dezelfde argumenten pro en contra toetreding als nu gebezigd worden om uit te treden. Kort gezegd: identiteit versus belangen.
Wij – en ook de Nederlandse regering – waren toen grote voorstanders van de Britse toetreding, vooral omdat Brittannië als vanouds de derde poot onder de machtsdriehoek zou zijn naast Frankrijk en Duitsland – met Holland als 17de-eeuws centrum –, terwijl de Britten konden voorkomen dat de Europese Gemeenschap niet zou wegdrijven van Amerika.
Aan de Brits-Amerikaanse special relationship heeft de EU op dit moment geen behoefte. De Brexit verandert vooral de verdeling van de macht in Europa; die schuift nog meer naar het Oosten. Of dat in het Nederlands belang is – de blik is altijd daarheen gericht geweest waarvandaan de rijkdom kwam, de zee en de landen overzee – is de vraag.
De voornaamste les uit de Brexit – of hij gerealiseerd wordt of niet – ligt in de erkenning van de geleidelijke erosie in de steun van de bevolking in West-Europa voor het ‘Europese project’. Wij noemden dat aspect al even in Dezer Dagen van 17 mei 1988, toen het Front National van Jean-Marie Le Pen bij de Franse presidentsverkiezingen bijna 15 procent van de stemmen kreeg. De Amerikaans-Engelse filosoof Larry Siedentop schreef later: „Als de Europese gedachte vooral geassocieerd wordt met de arrogantie van elites die zich niet ter verantwoording laten roepen, zijn de vooruitzichten voor Europa troostelozer dan ze sinds 1945 zijn geweest. Want dan zal de Europese gedachte eerder splijtend dan verenigend werken.”
De politiek splijting van Frankrijk, Nederland, Duitsland en zelfs Oostenrijk op dit breukvlak is voorkomen. Voor een splijting over ja/nee Europa was de afgelopen vijftig jaar in Groot-Brittannië nooit erg veel nodig.