Op de hele wereld was er maar één die de Toeterix bespeelde – en dat was Toby Rix. Zijn instrument was een staketsel waaraan ruim dertig autotoeters hingen, aangevuld door sirenes, koebellen, claxons en luidruchtige klappertjes. Als een razende sprong hij daarbij op en neer en betastte die hele collectie, knijpend, duwend, trekkend en desondanks hoogst muzikaal, met een bereik van tweeënhalf octaaf. Op tournee droeg hij de onderdelen mee in twee koffers, die samen 47,5 kilo wogen. En dan kostte het hem slechts een minuut of vijf om het hele geval in elkaar te zetten.
Toby Rix boekte zijn grootste successen in de jaren vijftig en zestig, maar bleef tot op hoge leeftijd optreden. Zo speelde hij in de jaren negentig als vaste attractie mee in de Klap op de Vuurpijl-concerten die Willem Breuker elk jaar aanrichtte in de laatste dagen van december. Vrijdag overleed hij, 97 jaar oud.
Verboden
Kort voor de oorlog trad Tobias Lacunes als zanger en gitarist toe tot een groepje dat cowboyliedjes zong en speelde. Toen de Duitse bezetters dat repertoire verboden, schakelden ze over op Spaanse en Zuid-Amerikaanse nummers. Na de oorlog ging Rix verder als solist. Hij noemde zich „muzikaal-vocaal parodist” en maakte plaatsuccessen als ‘Heer in het verkeer’ en ‘Uska Dara’.
Ook scoorde hij hits met kolderieke klankvertalingen: ‘Malaguena’ veranderde in ‘Malle vent, ja’ en ‘The Great Pretender’ werd ‘Tante Greet, ik ken d’r’.
Maar bovenal was Toby Rix de man van de Toeterix. Hij ontwikkelde het apparaat in de jaren vijftig naar het voorbeeld van het destijds zeer populaire orkest van Amerikaan Spike Jones dat de lachers op zijn hand kreeg met een uitbundig arsenaal aan geluidseffecten. Rix werd sindsdien niet moe te verkondigen dat het hier om een volwaardig muziekinstrument ging waarop hij desgewenst ook een trompetconcert van Haydn kon spelen.
„Ik volg precies de partituur, alleen in de cadenzen haal ik alle andere effecten uit de kast”, zei hij daarover in 1997 in NRC. „Natuurlijk zit er een dikke knipoog in de muziek die ik erop speel, maar het is geen flauwekul.”