Lost in transition

Deze week verkent verboden liefdes. Deel 2: verliefd op een homoseksuele trans-man.
Illustratie Anne van Wieren
Illustratie Anne van Wieren

Nerveus schieten zijn ogen naar z’n mobiel. Duimen bewegen razendsnel over het glas. Een voet tikt op de grond. Gewond zit M. (29) op de stoel. We zijn bij een debat tijdens de Pride-week van Rotterdam. Terwijl de sprekers over homofobie in bi-culturele gemeenschappen debatteren, buig ik me naar hem toe.

„Gaat het?” „M’n vriend heeft het uitgemaakt.” Hij pakt z’n telefoon weer. Onrust. Wanhoop. „Maar je praat nog met hem.” „Ja, we hebben een break. Ik begrijp het zelf niet.” „Waarom zijn jullie uit elkaar?” „Hij is trans. Een trans-man. Gewoon man dus”, corrigeert M. zichzelf. „We zijn een half jaar samen. Ik ben dol op hem. We ontmoetten elkaar bij een debat over genderneutraliteit. Hij maakte een aantal rake opmerkingen, dus ik sprak hem in de pauze aan. Ik realiseerde me pas dat hij trans is toen we in bed lagen.”

Zijn blik verlaat de kamer. „Hij dacht van zichzelf dat hij hetero was. En dat dacht zijn omgeving ook. Zijn familie kan het niet hebben. Dat hun dochter een zoon is, was al veel. Maar homo? Dat vinden ze een brug te ver.” „Hollands?” „Ja, voor het eerst heb ik een relatie met een kaaskop. Na hopeloze verliefdheden op Marokkaans-Nederlandse jongens die in de kast zitten en interraciale verhoudingen waar veel commentaar op kwam, dacht ik eindelijk van dit soort drama af te zijn.”

Hij schuift de telefoon in z’n zak. „Het is voor hem al moeilijk om als man te worden erkend. Maar nu hij met een man is, neemt niemand hem serieus. ‘Zie je wel, eigenlijk ben je gewoon een meisje’, zeggen ze. Of: ‘Had je geen meisje kunnen blijven, dan had je meer keus’.”

Een man is een man, bij gratie van zijn vrouw.

Hij veegt een traan weg. Hij is groot. Breed. Maar wordt op straat mietje genoemd.

„Weet je wat me echt boos maakt? De vraag of ik nu biseksueel ben. Als ik reageer met: ‘nee, gewoon homo’, lachen mensen. Zelfs mijn eigen gay-vrienden zeggen doodleuk dat een echte homo nooit op een trans-man zou vallen. Mijn vriend heeft zichzelf vragen gesteld die de gemiddelde man zichzelf nooit hoeft te stellen. Ik vind het geweldig hoe hij het man-zijn opnieuw uitvindt en herdefinieert. Maar al die opmerkingen hoort hij ook. Ze zeggen het gewoon waar hij bij is.”

„Hoe de seks is? Stomend heet. Hij heeft flink wat testosteron door die shots, dus je begrijpt: altijd zin.” M. knipoogt. „Hij is ruig, maar teder tegelijk. Gevoelig. Voor hem is niets vanzelfsprekend. Eigenlijk is met hem alles één grote ontdekkingstocht.”

Dan kijkt hij me achterdochtig aan. „Of wilde je weten hoe we het doen? Want die vraag ga ik dus niet beantwoorden.”

„Je wilt niet weten hoe vaak mensen me vragen hoe we het doen. En of ik het niet mis; die penis. Ze weten niet eens wat hij in z’n broek heeft! Hij is de top – niet ik. Maar niemand die dat gelooft natuurlijk.”

Net op dat moment trilt de telefoon in z’n broek. „Hij wil me zien, straks”, zegt hij met ingehouden stem. Het is half twaalf ’s avonds. „Dat wordt een korte nacht.” Met een hoegenaamd on-Hollandse en onmannelijk zachte kus op de wang maak ik me uit de voeten.

Mounir Samuel is publicist en schrijft en spreekt over gender en diversiteit. De naam van M. is om privacyredenen geanonimiseerd.