Europees Hof: vrachtwagencabine is geen rustplek

Het is verboden voor vrachtwagenchauffeurs om in de weekenden te rusten in hun cabine. Dit oordeelde het Europees Hof woensdag. Volgens de hoogste rechter van de Europese Unie zijn de ruimten een werkplek en mogen deze daarom niet gebruikt worden als rustplaats tijdens de verplichte, lange rustpauzes van minimaal 45 uur.

Het verbod moet onder meer leiden tot betere werkomstandigheden voor de chauffeurs en de verkeersveiligheid in het algemeen, zo stelt het Hof. Daarnaast moet het verbod ervoor zorgen dat de Europese lidstaten beter gaan controleren en handhaven.

Boetes en handhaving

Hoewel er in Nederland wel een boete (à 1.500 euro) bestaat voor het doorbrengen van de lange rusttijd in de cabine, zei voormalig minister van Infrastructuur en Milieu Melanie Schultz (VVD) eerder dit jaar dat actieve handhaving niet mogelijk is.

Vakbond FNV is blij met het oordeel van het Hof. Bestuurder Edwin Atema zei in een reactie:

“In West-Europa slapen tienduizenden chauffeurs in hun vrachtwagen. De parkeerplaatsen staan er vol mee in het weekend. Nu het Hof geoordeeld heeft, moet het ministerie als de wiedeweerga gaan handhaven.”

Foute businessmodellen

Vrachtwagenbestuurders moeten wekelijks ten minste 45 uur onafgebroken rusten, dit mag een keer per twee weken verkort worden tot 24 uur. Volgens FNV worden veel chauffeurs uitgebuit als het gaat om de langste pauze. Waar de West-Europese bestuurders huiswaarts keren om te rusten, brengen hun Oost-Europese collega’s de pauze noodgedwongen in de cabine door.

Atema meent dat de verordening van het Hof een “belangrijke stok tussen de spaken van foute businessmodellen” is. Volgens de bestuurder dwingen Oost-Europese werkgevers hun chauffeurs in de cabines te slapen.

De uitspraak van het Hof komt na een geschil tussen de Belgische staat en transportbedrijf Vaditrans. Net als in Nederland staat er in België al jaren een boete op het doorbrengen van de voorgeschreven ‘normale wekelijkse rusttijd’ in de cabine. De zaak belandde bij de Belgische Raad van State dat het voorlegde aan het Europees Hof voor “een juiste uitleg van de Europese regels”.