Een zomerstorm trok over Nederland en toen Thomas van Ophem (25) op woensdag 7 juni aan de ontbijttafel in Alkmaar naar buiten keek, was hij er zeker van ’s avonds niet naar Castricum te gaan. Wind, regen, amper vijftien graden; het waren geen ideale omstandigheden voor een speerwerper. Die heeft warmte nodig om de kwetsbare keten van benen-romp-armen te voorzien van bloed dat als kruipolie fungeert in een lichaam dat bij de afworp lijkt op een katapult. Vanavond maar overslaan, dacht Thomas. Het ging tenslotte om een instuifwedstrijd, waar iedereen zich ter plekke voor kan aanmelden. Er zouden nog genoeg kansen komen om zich te testen voor het NK atletiek, in juli.
Maar trainer Hans Arnhard dacht er anders over. Ongeacht de omstandigheden was zo’n instuifje goed om wedstrijdritme op te doen. De intensiteit van een wedstrijd boots je nu eenmaal niet na op training. Dus trok het duo naar de atletiekbaan van AV Castricum, Hans bewapend met een camera voor de videoanalyse na elke worp, en Thomas met zijn geelzwarte Nemeth Club 85m.
Het woei hard voor juni, maar Thomas had al bij het inwerpen gevoeld dat dat niet per se een nadeel hoefde te zijn. Het was een kwestie van de speer „op de wind leggen”.
Te enthousiast tekeergegaan
Een schoen aan de zijkant markeerde het startpunt van zijn aanloop, zoals altijd precies honderd keer zijn schoenmaat 44, klein voor een kerel van twee meter. Het eerste deel van de aanloop was goed, de zijwaartse passen namen in frequentie toe, tot de laatste pas met links, die stampte hij tegen de grond alsof er een denkbeeldig obstakel stond, het bovenlichaam draaide als vanzelf in de werprichting en in een flits schoot de arm erachteraan, de beweging die hij in zijn leven al honderdduizenden keren uitvoerde in het krachthonk en waardoor hij het jaar 2016 als verloren had moeten beschouwen: met een balletje van 1.400 gram was hij zo enthousiast tekeergegaan dat een spier vlakbij zijn elleboog op knappen kwam te staan. Thomas liet het seizoen voor wat het was.
Dat blessureleed lag nu achter hem, hij had zich zoals elke winter een maand lang met de regionale selectie van Cuba voorbereid in Santiago, waar het warm genoeg is om het hele jaar door buiten te trainen, met speer en al. In Nederland is Thomas’ stelregel: onder de tien graden blijft hij binnen. Hij zou zijn arm aan gort gooien als hij de verleiding om te werpen niet zou kunnen weerstaan.
Poging één, 72 meter, een metertje onder zijn persoonlijk record. Het was toch niet zo’n slecht idee geweest naar Castricum te komen. Poging twee liep in de soep, 69 meter. De hoek waarin Thomas zijn speer afwierp was te klein. De wind duwde de neus van het 800 gram zware ding razendsnel naar beneden. Poging drie landde na 74 meter, een persoonlijk record. Nu had hij de aandacht van zo’n beetje alle aanwezigen bij AV Castricum. Thomas had zelfs het gevoel dat er meer in zat.
Met coach Hans bekeek hij de videobeelden. Wat kon er in de laatste poging beter? Dat linkerbeen, dat moest harder tegen de grond. Dan zou zijn bovenlichaam een nog grotere krachtsexplosie kunnen leveren. En dus ging hij staan, tegen negenen, het begon al wat te schemeren, de temperatuur was gezakt naar elf graden. Hij hief de speer ten hemel, in gedachten de mantra: links aan de grond, links aan de grond. De eerste negen stappen, de overgang naar vijf passen zijwaarts, de frequentie hoog, stamp, en los. De speer vloog. Meteen voelde Thomas dat het goed was. Alsof het ding niks woog.
Wedstrijdleider Tom Moes was vanuit het wedstrijdsecretariaat elders op de baan bezig een klein organisatorisch probleem op te lossen toen hij de speer zag landen, zo om en nabij de finishlijn van de loopnummers. „Hey, jongens, dit moet 80 meter zijn.” Het achttien jaar oude nationaal record van Johan van Lieshout stond tot dan toe op 80,51 meter. Niemand kon vermoeden dat dat bij een simpel avondwedstrijdje verbroken zou worden.
„Laat die speer staan!”
Bij Thomas geen enorme blijdschap toen hij zijn speer in het gras zag landen. Het was meer een urgent soort van opwinding. In tegenstelling tot Moes had Thomas het nationaal record exact op zijn netvlies staan. Die getallen kent een speerwerper. ‘80,51’ net als ‘98,48’, het wereldrecord van de Tsjech Jan Zelezny. „Hé”, galmde het door de Castricumse avond. „Laat die speer staan!”
Het roetsjende geluid van een zich steeds verder uitrekkend meetlint is heerlijk voor een atleet. Het ene uiteinde in het gat van de speer, het andere op de witte lijn dat het einde van de aanloop markeert. Het aflezen, de apotheose: 80,70 meter. Verder gooide een Nederlander nog nooit. Sporthistorie. Applaus.
En toen begon alle ellende.
Thomas voelde de bui meteen hangen. De wedstrijd in Castricum was van een dermate kleinschaligheid dat mannen en vrouwen door elkaar wierpen. Mijn verste werp ooit, prima, dacht Thomas, maar dat zal geen record opleveren. Want gemengd, dat mag niet. Maar al op de baan bleek dat die regel alleen gold voor limietpogingen. Niet voor records.
Dus vroeg hij aan de scheidsrechter wat hij moest doen om het nationaal record erkend te krijgen. Er moest met een stalen meetlint worden nagemeten, drie keer. 80,70.5 werd afgerond naar beneden, zoals het hoort. De atleet vraagt het record zelf aan met een formulier. De chef jury zet een krabbel, de wedstrijdleiding en de scheidsrechter idem.
Het was aan Thomas om binnen 72 uur een dopingcontrole op touw te zetten. Overdag reist hij als webdeveloper door het land, dus dat was niet zo makkelijk. In hotel Van der Valk langs de A2 bij Vianen trof Thomas op vrijdagmiddag een controleur van de Dopingautoriteit met een potje, die over zijn schouder mee keek hoe hij dat tot aan de rand toe vulde. Enkele weken later volgde de uitslag: negatief. Niets leek de recordpoging in de weg te staan.
Er gingen twee maanden voorbij en Thomas wachtte in spanning af tot op de website van de Atletiekunie een lijst met recordaanvragen werd gepubliceerd, met in de kolom daarachter het finale oordeel. Hij stuitte er toevallig op. In rode kapitalen stond achter zijn naam ‘NEEN’. Achter ‘opmerkingen & bijzonderheden’ was te lezen: ‘art.260 lid 17(d) – Speer is niet gecontroleerd’. Einde verhaal.
Op deze maandagavond in het krachthonk van Atletiekvereniging Hera in Heerhugowaard kan hij er nog kwaad om worden. Hij werkt zich in het zweet, zoals zes dagen per week. Hij zwiept 110 kilogram boven zijn hoofd alsof het om een holle boomstam gaat, hopsa, en nog eens, zijn schouderspieren trillen ervan.
Een fout in de reglementen
„Het gaat dus om artikel 260”, zegt hij wijzend op een papier dat hij voor de gelegenheid meenam. Het is een fragment uit een 322 pagina’s lang wedstrijdreglement van de atletiekbond, opgesteld voor de jaren 2016-2017. Artikel 260 gaat over wereldrecords. Daar kwam Thomas niet in de buurt. Lid 17(d) schrijft voor dat bij een verbetering van een wereldrecord het materiaal, in Thomas’ geval een speer, voor én na de poging moet worden gecheckt op gewicht en zwaartepunt. Maar, 80,70 meter is geen wereldrecord. In de paragraaf behorend bij het Nederlands record, nummer 265, wordt bovenaan terugverwezen naar artikel 260. Essentieel is deze zin: ‘De in artikel 260 opgenomen bepalingen gelden, met uitzondering van 260.12 tot en met 260.17, ook voor het vestigen van een Nederlands record’. Het artikel waardoor de recordworp van Thomas is afgekeurd, nummertje 17(d), is volgens deze bepalingen niet van toepassing. Na de worp is niet gemeten en gewogen, en dat hoéfde ook niet.
Toen Thomas dat eind augustus na een avondje zelfonderzoek ontdekte, belde hij met de recordcommissie van de Atletiekunie. Volgens Thomas werd al snel toegegeven dat het om een foutje in het wedstrijdreglement ging, ontstaan bij de vertaling uit het internationale reglement. Evenwel bleef de commissie bij het oordeel: de speer van Thomas had vooraf en achteraf getest moeten worden.
Thomas liet het er niet bij zitten en belde met Ad Roskam, technisch directeur van de atletiekbond. Die vertelde: tegen een beslissing van de recordcommissie kun je niet in beroep gaan. Wel kun je een klacht indienen. Zo geschiedde.
Alle plezier ontnomen
Ondertussen reageerde de atletiekwereld sportief op de prestatie van Thomas. De man die zijn nationaal record aan hem kwijtraakte, Johan van Lieshout, riep zelfs een wisselbeker in het leven en huldigde hem tijdens het NK atletiek in Utrecht. Dat hielp niet: Thomas beleefde steeds minder plezier in wat hij zijn hobby noemt, en stond op een goed moment zelfs op het punt te stoppen met atletiek. „Ik verdien mijn geld er niet mee, en als alle plezier je wordt ontnomen, dan is het op een gegeven moment klaar”, zegt Thomas in het krachthonk. „Ik voelde me genaaid. Er werd mij onrecht aangedaan. Dat kostte te veel energie.”
Eind september ontving Thomas een officieel schrijven van de bond. Na lang discussiëren bleef men van mening dat de worp van Thomas niet in de boeken thuishoorde. De Unie gaf toe dat er een foutieve vermelding in het wedstrijdreglement was geslopen en dat de speer van Thomas daardoor niet achteraf werd nagemeten, hetgeen bij een nationaal werprecord wel zou moeten. En hoewel Thomas dat niet kon weten, vertrouwde de bond op het afwijzend oordeel van de recordcommissie.
Via Radio 538 en de Telegraaf kreeg de zaak landelijke aandacht. Thomas werd op een goed moment zelfs benaderd door een advocatenkantoor, dat hem gratis wilde bijstaan. Bij de Atletiekunie begon men zoetjesaan te twijfelen aan het objectieve oordeel van de recordcommissie, zodanig dat Stefan Beerepoot, coördinator wedstrijdatletiek, een onderzoek startte. Hij concludeerde eind november: de speer van Thomas is na de wedstrijd niet gewogen en gemeten, maar door een fout in het reglement hoefde dat ook niet. Het was de opmaat voor sportieve verlossing. Er was slechts nog medewerking nodig van één man: wedstrijdleider Tom Moes. Als hij zou aangeven dat hij bij zijn aanvankelijke oordeel bleef, namelijk dat de speer niet hoefde te worden nagemeten, was de erkenning van Thomas’ record een feit.
Het certificaat in de enveloppe
Moes had in zijn lange carrière nooit eerder te maken gehad met een verbetering van een nationaal record. „Ik ken het wedstrijdreglement eerlijk gezegd ook niet uit mijn hoofd”, vertelt hij. „Ik kreeg van de Atletiekunie de vraag of ik mijn handtekening onder het recordformulier wilde handhaven. Toen ben ik zelf een paar avonden op onderzoek gegaan. Ik heb beeldmateriaal van Thomas’ speer uit andere wedstrijden opgezocht, en ik heb onder andere gekeken of dat ding niet te lang was, of het handvat niet afweek van de norm. Dat bleek niet het geval. Dus had ik geen enkele reden om te twijfelen aan het materiaal van Thomas.”
Het verlossende bericht
Op 6 december kreeg Thomas het bevrijdende appje. In de kantine van AV Hera laat hij het bericht lezen. Afzender is Ad Roskam, de technisch directeur: ‘Gefeliciteerd met je Nederlands record’. Per post kreeg hij niet veel later een certificaat opgestuurd, dat nog in de enveloppe zit.
Thomas is opgelucht dat de soap voorbij is, zegt hij. De recordcommissie is inmiddels opgestapt omdat de leden niet konden leven met hervormingen die de Atletiekunie doorvoerde als gevolg van de dwaling met de worp van Thomas. De commissie kan voortaan alleen nog adviezen uitbrengen, en geen oordelen meer.
De Nederlands recordhouder speerwerpen traint weer met plezier. Deze zomer wil hij de limiet voor de EK atletiek in Berlijn slechten. Die staat op precies 80 meter. Daar kwam hij na die winderige junidag niet meer bij in de buurt.