Tien keer bij de Nederlandse Bachvereniging, negen keer door het Nederlands Kamerkoor, één keer door de Akademie für Alte Musik, één keer door het Concertgebouw Kamerorkest, drie bij het Orkest van het Oosten en ga zo maar door. Met Bachs Weihnachtsoratorium („Jauchzet, frohlocket!”) rolt Nederland de Kerst tegemoet – net als over drie maanden de Matthäus Passion weer de tijd voor Pasen begeleidt.
De ‘bachificatie’ van het muziekleven rondom de feestdagen is opmerkelijk. De verklaring? Een mix van traditie en koopmansgeest. Concertgebouworkest en Bachvereniging legden met jaarlijkse uitvoeringen (sinds respectievelijk 1899 en 1921) het fundament voor onze ongeëvenaarde passie voor Bachs passies. Dus waarom dat succes niet uitgerold naar Kerst? Bach componeerde ten slotte ook een ‘Weihnachtsoratorium’.
Dat is in zijn tijd wel nooit als geheel uitgevoerd (het is een bundeling cantates voor diensten voor, met en na Kerst), maar bevat wél prachtmuziek. En de feestelijkheid van het openingskoor met zijn jubeltrompetten en pauken – daar kan de ingetogen Matthäus niet tegenop (waar Lijden centraal staat, zwijgen de feestinstrumenten).
Een uitvoering van alle zes de ‘Kerstcantates’ is eerder uitzondering dan regel; meestal klinken er vier. Chef Peter Dijkstra kiest met zijn Nederlands Kamerkoor wél voor een integrale; elke cantate heeft immers zijn onmisbare hoogtepunten en de totale duur overtreft met ruim tweeënhalf uur de Matthäus niet. Enig nadeel is dat het Weihnachtsoratorium minder spectaculaire koorscènes bevat, en dat de evangelist een wat vlakker verhaal te vertellen heeft.
Kracht, energie en precisie
Saai? Nooit met Peter Dijkstra, die kracht, energie en precisie weet te bundelen. Het Nederlands Kamerkoor bezit daarbij in de 20-koppige bezetting een vrij ideale mix van massa, wendbaarheid en vitaliteit. Als zij met wiegende puls het koor Herrscher des Himmels (cantate 3, voor Derde Kerstdag) inzetten, domineert één sentiment: willen meedoen; zó kunnen zingen.
Dijkstra kiest voor een verteltrant met zeer veel vaart en het uitstekende barokorkest Concerto Köln volgt virtuoos in die veelal hoge tempi. Opvallend zijn de bijdragen van natuurtrompettist Hannes Rux en organist/klavecinist Markus Märkl, die hun partijen vol virtuositeit en fantasie opluisteren (en daarin de Bachvereniging en Akademie für Alte Musik overtreffen). Ook evangelist James Gilchrist neemt je bij elke ontwikkeling met maximale inleving bij de hand.
Elke uitvoering heeft zijn plussen en minnen en vergelijken is onderdeel van de charme van een jaarlijkse luistertraditie. Bij de uitvoering door de Akademie für Alte Musik, ook een van Duitslands beste barokorkesten, ging de aandacht opmerkelijk genoeg vooral uit naar het koor: het Windsbacher Knabenchor, bestaande uit zeventig op een internaat dagelijks getrainde jongens. Je was geneigd te denken: Bach met knapen, dát is authentiek. Maar zouden Bachs jongens zo goed hebben gezongen als deze Windsbacher knapen?
Hun koorleider Martin Lehmann is perfectionistisch en precies: fraseringen klonken hoekig, in de koralen werd elke nuance in dynamiek volmaakt gradueel uitgevoerd. Het effect was indrukwekkend maar zelden ontroerend, al waren er enkele momenten (het tedere koraal Ich steh an deiner Krippe) waar het kippenvel je wél over de rug liep: wat een straalkracht bezit een groep dagelijks geoefende, streng geselecteerde en uit het hoofd zingende jongenssopranen.
Nog een ontdekking
De andere ontdekking was hier tenor-evangelist Patrick Grahl (29): soepel in de hoogte, warm in de laagte en met in zijn voordracht precies de vrijheid die je in de aanpak van Lehmann miste. Een stem om te volgen.
Orkest en koor van de Nederlandse Bachvereniging spelen dit jaar weer andere troeven uit. Zo zijn daar de aanstekelijke swing van theorbespeler Fred Jacobs, en maakte concertmeester Shunske Sato, die komende zomer dirigent Jos van Veldhoven opvolgt als artistiek leider, opnieuw grote indruk met zijn natuurlijke en bescheiden maar toch direct je aandacht aanzuigende muzikaliteit.
Het pleit voor dirigent Jos van Veldhoven dat hij na een 35-jarige verbintenis ook in deze allerlaatste maanden met de Bachvereniging zo energiek te werk gaat. Daarbij blijft minimalisme keukenmeester: naast vier solisten staan acht ‘ripiënisten’ (‘vulstemmen’), die samen het koor vormen. Of liever het koor-tje, maar in de gewijde sfeer en ruime akoestiek van de Grote Kerk in Naarden waren klankintensiteit en volume dik in orde, en troffen vooral de verfijning en het spelplezier van de musici. Zo ging je nog vóór Kerst alweer een beetje verlangen naar Pasen – en naar de Matthäus.