Lokale besturen, eerst in zuidelijke provincies, nu ook elders, gebruiken te kust en te keur de term ‘ondermijning’ om de misdaad in hun regio te duiden. „Een illusie dat dit aan uw gemeente voorbijgaat”, schreven twee burgemeesters onlangs aan alle Zeeuwse en Brabantse politieke partijen. De onderwereld plaatst handlangers op kandidatenlijsten, waarschuwden ze.
De waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. De afgelopen jaren zijn burgemeesters en wethouders ernstig bedreigd door criminelen. Auto’s en zelfs een gemeentehuis vlogen in brand. In De achterkant van Nederland schetsen Pieter Tops en Jan Tromp hoe lokale criminelen, steunend op een informele drugseconomie, de scepter zwaaien in achterbuurten. Wat een Brabants fenomeen leek, lijkt nu het hele land te bedreigen. Of zien de bestuurders spoken?
Deels wel. Ik spreek van een ‘spook’, niet omdat ik georganiseerde misdaad geen ernstig probleem vind, integendeel, maar omdat ik meen dat het niet ernstig wordt genomen als het tot mythische proporties wordt opgeblazen door termen als infiltratie en ondermijning.
Dat verwijt treft ook het rijk. In de Rapportage aanpak georganiseerde criminaliteit 2016 die minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) eind november naar het parlement stuurde, duikt het begrip ondermijning om de haverklap op. In 2015 schreef zijn ambtsvoorganger dat er sprake is van ondermijning als criminelen politieke besluiten onrechtmatig beïnvloeden of gemeenten informatie ontfutselen. Nu blijkt al van ‘ondermijnende criminele samenwerkingsverbanden’ sprake te zijn als twee personen strafbare feiten plegen die of de rechtsorde schokken, of financieel gewin opleveren of deels in de bovenwereld plaatsvinden. Twee Roemeense jongens die hun vriendinnetje meenemen naar Nederland om haar hier in de prostitutie grof geld te laten verdienen en die even over de grens worden aangehouden, zouden dan al de rechtsorde ondermijnen. Het is een delict, mensenhandel, geen twijfel, maar als je dat ondermijning noemt, ben je als overheid wel heel kleinzerig en maak je het fenomeen wel heel omvangrijk en diffuus. Het begrip ondermijning heeft ontegenzeggelijk mobiliserende kracht in ambtelijke kring, maar het diffuse karakter schaadt uiteindelijk het repressieve optreden.
Laten we daarom gewoon weer van georganiseerde misdaad spreken en vasthouden aan de definitie van de commissie Fijnaut: er is pas van georganiseerde misdaad sprake als het over groepen gericht op illegaal gewin gaat, die stelselmatig delicten plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving en die in staat zijn met geweld of corruptie af te schermen.
Georganiseerde misdaad is uit op financieel gewin. Wie haar dwarszit, wordt afgeschrokken. Soms richt zich dat op lokaal bestuur. Grote criminele organisaties, zoals die uit het Passageproces, kunnen overheidsoptreden ontregelen. In de meeste gevallen, echter, ontdekken criminelen op de tast hoe zij ambtenaren kunnen omzeilen of een oogje dicht laten knijpen. Uit een enquête onder gemeentebestuurders (bureau Pro Facto) blijkt dat in de afgelopen vijf jaar in een kwart van de gemeenten één of meer gevallen van criminele beïnvloeding is gesignaleerd of vermoed. Het betreft dan ook nog de randzaken, niet het bestuurlijk functioneren. Onduidelijk is of überhaupt van georganiseerde misdaad sprake is. Niet vreemd want georganiseerde misdaad in Nederland is nauwelijks gericht op beheersing van territoria maar vooral gericht op afscherming van handelsstromen gerelateerd aan productie en distributie van drugs.
En die achterbuurten dan waar drugscriminelen de scepter zwaaien? Dat lijken mij geen gevallen van criminele infiltratie, maar van machteloosheid van het handhavingsapparaat. Intimidatie van bestuurders en ambtenaren is een ernstig delict dat hard moet worden bestraft, maar het is nog steeds eerst en vooral de samenleving die eronder lijdt.
Georganiseerde misdaad is expansief en vraagt om een strategische aanpak. Dat is vaak niet het geval. Illustratief is het oprollen van hennepplantages. Natuurlijk moet dat. Het beperkt de productie. Maar het kan contraproductief werken, de krachtigste misdaadorganisaties versterken doordat het de zwakke groepen van de criminele markt jaagt en de uitvoerders nog afhankelijker maakt.
Politie en justitie kunnen leden van criminele organisaties bezorgen wat ze verdienen: celstraf en verlies van inkomsten. Het lokale bestuur heeft een belangrijke, aanvullende taak. Niet door zich te verschansen tegen het grote, diffuse gevaar van ondermijning maar door te onderkennen hoe die organisaties het vrije maatschappelijke verkeer aantasten. Ze creëren stapsgewijs een omgeving die van hen afhankelijk is en het criminele proces beschermt tegen verstoring. Het bestuur kan dat keren, een rollback policy voeren, door te handhaven en het empoweren van aanliggende, bedreigde maatschappelijke krachten zoals gewone motorclubs, beheerders van bedrijventerreinen en voetbalverenigingen.
Wie vreest dat financieel in de knel geraakte landbouwers ten prooi vallen aan criminelen die ruimte zoeken voor een hennepplantage, moet landbouworganisaties of banken bewegen die boeren uit de financiële problemen te helpen. Niet met een korset van schuldhulpverleners, maar door ervoor te zorgen dat ze weer grip krijgen op hun financiën. Zo vergroot je de weerbaarheid van de samenleving tegen georganiseerde misdaad.