Reportage

Weggestopte DDR-kunst

Beeldende kunst Schilderkunst uit de DDR-jaren is eindelijk weer te zien in een prominent museum. Niet iedereen is er blij mee.

Leipziger am Meer, 1976-1979. Erich Kissing
Leipziger am Meer, 1976-1979. Erich Kissing Copyright VG Bild-Kunst, Bonn 2017. Foto bpk/Museum der bildende Künste, Leipzig/Michael Ehritt

Eerst even zonder context kijken – naar de zelfportretten, groepsportretten en de atelierinterieurs van kunstenaars uit de DDR, die te zien zijn in het Museum Barberini in Potsdam. Naar de zeven vlezige mannen-in-zwembroek rond een zeemeermin bijvoorbeeld. Leipzigers aan zee, heet het schilderij van Erich Kissing. De mannen, met hun buiken en baarden en snorren, zouden ambtenaren, leraren of fabrieksarbeiders kunnen zijn.

Maar ze zijn allemaal schilder of beeldhouwer, want het thema van de tentoonstelling is de manier waarop kunstenaars in de DDR zichzelf in hun kunst positioneerden. En dat is op dit groepsportret: als zelfbewuste maar zachtaardige wezens, van wie de huid even zacht oogt als de borsten van de zeemeermin. Een vriendengroep waarschijnlijk, op wat rotsen aan het strand ontspannen bijeen. Al kijken ze afwachtend en gelaten, er spreekt zelfspot uit dit schilderij, vooral uit de leidersfiguur met zijn dikke pens, druipsnor en armen over elkaar poserend naast het beeldschone mythische wezen met waterlelies op haar hoofd.

Op Achter het masker – kunstenaars in de DDR moet je verder kijken dan je eerste blik. Het Zelfportret met tube en veiligheidshelm van Willi Sitte doet komisch aan. Een man met gespierd bovenlijf en witte helm op, als een stoere arbeider zoals het socialistisch realisme die graag zag. Maar tegelijk is de man, met zijn sceptische blik achter een rond brilletje, een schilder aan het werk die voor zijn doek staat, palet met verftube in zijn hand, en gele, groene en paarse strepen op zijn blote bast gesmeerd.

Een intrigerend portret – nog voor je de context kent. En die maakt het nog boeiender. Bezoekers zijn soms in tranen bij dit schilderij, vertelde een conservator in een Duitse krant. Sommigen omdat ze zo blij zijn dat zulke schilderkunst uit de DDR-jaren weer in een prominent museum te zien is. Anderen omdat ze woedend zijn dat hier werk hangt van iemand als Sitte, die als lid van het Centraal Comité deel was van het repressieve apparaat van de DDR.

Het Barberini presenteert zulke achtergronden onnadrukkelijk op tekstborden en in de voortreffelijke (tweetalige) audiogids. Het gaat erom de kunst zélf te tonen, en die niet te laten verdwijnen achter de heftige gevoelens die alles wat met de DDR te maken heeft vaak nog oproept.

Er hangen schilderijen van kunstenaars die zich tegen het systeem verzetten, naast werk van collega’s die zich plooiden naar de eisen van de staat. Bekende namen als Sitte, Wolfgang Mattheuer, A.R. Penck en Harald Metzkes (‘de cézannist uit Prenzlauer Berg’), maar ook minder bekende en jongere kunstenaars. Veel van deze kunst wordt pas de laatste jaren weer getoond in Duitsland – en ook daarbuiten groeit de belangstelling, zoals blijkt uit het retrospectief van Mattheuer in de Fundatie in Zwolle (t/m 7/1).

Ich, 1970. A. R. Penck. Copyright VG Bild-Kunst, Bonn 2017. Foto Stiftung Neues Museum Weserburg Bremen

Discussie

Dit najaar laaide in Duitsland een felle discussie op over ‘DDR-kunst’, en de ondergeschoven plaats die deze uitgerekend in musea in Oost-Duitsland heeft sinds de val van de Muur. Het zou te maken hebben met de ‘koloniale houding’ waarmee West-Duitsland na de hereniging de Oost-Duitsers wilde bijbrengen hoe ze naar kunst moesten kijken, schreef Paul Kaiser, expert op het gebied van DDR-kunst, in het opiniestuk waarmee hij dat debat ontketende.

In het Albertinum, het museum voor moderne kunst in Dresden, legt Kaiser uit wat hij bedoelde. Terwijl hij een majestueuze trap oploopt naar de eerste etage, wijst hij op de witte, lege muren. „Prachtig gerestaureerd, maar op de een of andere manier dood. Vroeger hingen hier de grote kunstenaars van de DDR. Nu is zelfs A.R. Penck, de internationaal beroemde schilder uit Dresden, verbannen naar een klein zaaltje in een uithoek van het museum.”

Selbst mit Tube und Schutzhelm, 1984. Willi Sitte. Copyright VG Bild-Kunst, Bonn 2017

In het min of meer chronologische overzicht van de vaste collectie zijn de vier decennia dat de DDR heeft bestaan vrijwel afwezig. Na de Tweede Wereldoorlog, zegt Kaiser, stonden Duitse kunstenaars voor het dilemma wat ze met het oorlogsverleden aan moesten. „In West-Duitsland kozen schilders er massaal voor om abstract te gaan werken, in navolging van de moderne kunst uit Amerika. Zo konden ze de schaamte ‘een volk van daders’ te zijn draaglijk maken.

„In Oost-Duitsland werkte men door in de figuratieve traditie. En dat was echt niet alleen socialistisch realisme, maar ook kunst die aansloot bij vooroorlogse modernen als Max Beckmann. Daardoor werd er in de DDR, zoals Günter Grass zei, ‘Duitser’ geschilderd.”

Lege zalen

Na de Duitse eenwording in 1990 wisten de musea in de voormalige DDR, die vaak nieuwe directeuren uit het westen kregen, zich geen raad meer met de schilderijen uit die tijd. „Al die kunst, die voor de mensen in de DDR zo belangrijk was geweest, werd weggestopt in de depots. Men vond het niet relevant. Terwijl hier destijds meer dan een miljoen mensen per jaar kwamen kijken. En kijk nu eens naar de stroom bezoekers…”, zegt Kaiser spottend, in de vrijwel lege zalen van het Albertinum.

Januskopf, 1977. Harald Metzkes. Copyright VG Bild-Kunst, Bonn 2017, foto Stefan Maria Rother.

„En dat in een stad als Dresden, die ten tijde van de DDR een van de belangrijkste centra van beeldende kunst was. Waarom wordt niet erkend dat ook de kunst uit Oost-Duitsland deel uitmaakt van onze gezamenlijke Duitse kunstgeschiedenis?”

Maar de afgelopen jaren is er wel een verandering ingezet, erkent Kaiser. En na de rel over zijn artikel heeft zelfs het Albertinum nu snel een tentoonstelling met DDR-kunst aangekondigd.

De grote expositie in het Museum Barberini vindt Kaiser belangrijk. En dat president Steinmeier de opening verrichtte ziet hij als late erkenning voor de kunst uit de DDR-tijd.