Kafkaësk. Een discussie over een referendum over de intrekkingswet van de Wet raadgevend referendum. Gecompliceerd. Kan het nou wel of niet? Het ziet ernaar uit dat minister Ollongren (Binnenlandse Zaken, D66) zal proberen de Wet raadgevend referendum (Wrr) rauwelings in te trekken: dus zonder dat er een referendum over gehouden wordt. Mag dat eigenlijk wel: zomaar snel intrekken zonder nog een mogelijk referendum af te wachten?
Normaal treedt een wet (dus ook een intrekkingswet) na bekendmaking in werking. ‘Onmiddellijke werking’ heet dat. Doe je dat met de intrekkingswet van de Wrr, dan is de wet die een referendum mogelijk maakt weg voordat je er nog een referendum over aan kunt vragen. Je trekt als het ware de mat onder jezelf weg.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/anp-54011270_referendum.jpg)
Normaal treedt een wet – ook een wet die een wet intrekt – een paar dagen na de bekendmaking in werking. Zo’n periode is te kort om nog succesvol een referendum te lanceren. Je moet campagne voeren en handtekeningen verzamelen voordat er überhaupt een referendum wordt toegestaan. De Wrr, zoals die nu geldt, kent daarom termijnen die ervoor zorgen dat referenda over wetten mogelijk blijven. De wet schort de inwerkingtreding op. De techniek van de Wrr is dat, in normale gevallen, een wet niet eerder in werking kan treden dan op het laatste moment waarop nog om een referendum kan worden verzocht (acht weken – art. 8 Wrr). Maar geldt dat systeem nu ook voor de wet die de Wrr intrekt? Is die intrekkingswet Wrr wel een normaal geval?
Je zou kunnen zeggen van niet (ook al is de Wrr in de Wrr zelf niet uitgezonderd). Als de Wrr wordt ingetrokken, is daarvan de hele bedoeling dat er geen referendum meer kan worden gehouden. En eigenlijk is met een aangenomen intrekkingswet Wrr de wet die referenda mogelijk maakte weg. Dat is de wat zwalkende redenering waarop Ollongren nu lijkt in te zetten.
Aan de andere kant kan je volhouden dat ook over de intrekking moet kunnen worden gereferendeerd. Juist over de intrekking van een referendumwet zou je toch een referendum moeten organiseren. Toch? Elementaire logica.
Er is een precedent
Wat nu? Er is een precedent. In 2002 was er het voornemen de Tijdelijke referendumwet (Trw) in te trekken – net zo’n situatie als nu. De regering stelde zich toen in die intrekkingswet van de Trw een techniek van inwerkingtreden voor die een rederendum over die intrekking onmogelijk zou maken. Met de intrekking was de wet weg: ergo geen referendum. Dat zou maar een droste-effect geven.
Dat ging de Raad van State, die in 2002 adviseerde over het voorstel van de intrekkingswet Trw, te ver. Intrekken van een referendumwet zonder een referendummogelijkheid kon in de ogen van de Raad alleen in het geval waarin de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden én indien dat allemaal deugdelijk is gemotiveerd. Daarin had de Raad groot gelijk; rauwelings een einde maken aan een referendumwet zonder zo’n referendummogelijkheid maakt het hele (ooit hebben) bestaan van zo’n wet zinledig. „Een slag in de lucht”, in de woorden van de Raad indertijd.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/12/data22645357-8d20b1.jpg)
Je kunt je afvragen wat de waarde van dat advies uit 2002 nu nog is. Waarschijnlijk zal de Raad wel eenzelfde benadering van de intrekking van een referendumwet hebben, maar het is waarschijnlijk dat de regering zal betogen dat het intrekkingsvoorstel van de Wrr uit 2017 geen uitstel duldt. Het regeerakkoord is een precair bezit. Alles is daarin tegen elkaar afgewogen en de uitkomst is dat de Wrr weg moet. Wordt die afspraak losgelaten dan moet er heronderhandeld worden. Dat wil niemand en belooft dus weinig goeds voor de motivering die de Raad vraagt bij een intrekking Wrr zonder referendummogelijkheid.
„Het nationaal raadgevend referendum heeft niet gebracht wat ervan werd verwacht”, moppert het regeerakkoord. Ollongren voegde eraan toe dat er wel andere mogelijkheden zijn om burgers te betrekken. Vrijblijvend praten met burgers om instemmende geluiden op te halen? Bestuursvriendelijke manieren van overleg die meestal uitmonden in een uitleg van voorgenomen besluiten. Democratie op de voorwaarden van het bestuur zelf?
Geen parlementaire vrienden
Naar alle waarschijnlijkheid zal de regering proberen een onmiddellijke inwerkingtreding van de intrekking van de Wrr te bewerkstellingen die net zo kort en politiek wordt gemotiveerd als de tweezinsverhandeling uit het regeerakkoord. Einde oefening. Wie weet buigt de Raad van State mee. Die staat nu onder leiding van een van de meest uitgesproken referendumtegenstanders: Donner.
De volksraadpleging gaat niet samen met de representatieve democratie, stelde hij in het jaarverslag van 2016. Dat het in meer dan negentig parlementaire democratieën prima lukt, en al bijna meer dan honderd jaar in onze gemeenten, liet hij buiten beschouwing. Zelfs al mocht de Raad van State op het 2002-standpunt blijven staan (Donner zwaait er niet alleen de scepter), dan nog. Dat advies hoeft – ook als het gelijkluidend is met dat van 2002 – niet te worden gevolgd. Ik vrees dat daarmee de kous af zal zijn. Het wordt naar alle waarschijnlijkheid een politiek spel, want in het parlement heeft de Wrr nauwelijks vrienden.