1. Hoe lang mag mijn kind achter een scherm?
Dit is volgens experts de meest gestelde vraag door ouders. Tegelijkertijd is die ook achterhaald. Het ene scherm is immers het andere niet. Zit je kind alleen maar Netflix-series te kijken, of zit het ook met oma te facetimen? Bovendien verschillen kinderen enorm van elkaar, zowel in leeftijd als in gedrag, dus daar een en hetzelfde aantal kijkminuten op plakken zou raar zijn.
Dus waar moet je rekening mee houden?
- Doet je kind genoeg verschillende dingen, zoals buiten spelen, met vriendjes afspreken, sporten? Zeker bij baby’s en peuters is een gevarieerde dagbesteding belangrijk. Doordat zij veel moeten slapen, blijft er weinig tijd over voor het spelen met blokken, het zitten aan de neus van papa of het zingen met mama. Beperk het schermgebruik voor baby’s en peuters daarom tot enkele keren een paar minuten per dag en tot halverwege de basisschool niet meer dan een uur.
- Wat dóét je kind op zo’n scherm? Is hij of zij creatief bezig, dingen aan het bouwen? Educatieve apps zijn leerzaam als je kind er actief van wordt en er helemaal in op lijkt te gaan, toont het eerste onderzoek hiernaar aan. Ook is het goed om bij jonge kinderen samen naar de programma’s te kijken. Dan kan je het kind helpen om de informatie op het 2D-scherm te vertalen naar de 3D-wereld (‘Kijk, wat een mooie bloem! Zou die ook lekker ruiken?’), wat jonge kinderen vaak nog moeilijk vinden.
- Stel duidelijke regels en handhaaf die consequent, maar leg wel uit waar die regels vandaan komen. Bijvoorbeeld: een uur voor het slapengaan geen schermen, omdat je dan minder goed slaapt. Of: geen telefoons aan tafel, omdat het belangrijk is om met elkaar te praten. Hier komen je eigen waarden om de hoek kijken: wat vind jíj belangrijk? Samen regels opstellen gaat soms beter dan je denkt. Door te praten met je kinderen over wat zij belangrijk vinden, kom je (en komen zij) erachter dat hun opvattingen over gezond mediagebruik soms verbazend dicht bij die van jou zitten.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/2111culfamiliecoverbijgesneden.jpg)
2. Op welke leeftijd mag mijn kind een smartphone?
De meeste ouders geven hun kind op hun tiende een smartphone, vaak om contact te kunnen houden als ze onderweg zijn naar school of naar huis. Bij de jongste kan je uit bescherming nog een app installeren waarmee je kunt zien waar je kind is, maar vanaf de brugklas kun je voor de meeste kinderen die vrijheid weer teruggeven.
Ook hier geldt: de ene smartphone is de andere niet. Het gaat erom wat je je kind daarop laat doen. Alle apps die het kind wil in één keer laten downloaden, is geen goed idee. Niet alle sociale media zijn al meteen geschikt. Wat de consequenties kunnen zijn van pestgedrag op Instagram of een onhandige vlog op YouTube begrijpen kinderen vaak pas vanaf de middelbare school.
Spreek vóórdat je de smartphone geeft af welke regels daarbij horen. Dat is makkelijker dan achteraf vrijheid terugschroeven door noodgedwongen afspraken op te leggen. Bijvoorbeeld geen smartphone mee naar de slaapkamer, geen bloot op Facebook zetten en geen ruzies uitpraten op WhatsApp.
/s3/static.nrc.nl/spoetnik/files/2015/12/iStock_000025666361_Full.jpg)
3. Moet je baby’s en peuters überhaupt voor een scherm zetten?
Kleine kinderen leren nog altijd beter van een echt persoon dan van een scherm, heeft onderzoek aangetoond. Dit wordt het video deficit-effect genoemd. Kleine kinderen begrijpen nog niet zo goed wat een scherm is en doet, waardoor ze moeite hebben om wat ze daarop zien te vertalen naar hun eigen leven. Waarom zou je je baby’s en peuters dan überhaupt voor een scherm zetten, vragen ouders en sommige wetenschappers zich af?
Het is ook weer niet zo dat schermen per definitie schadelijk zijn voor kleine kinderen, alleen wél als het andere activiteiten verdringt. Bovendien moeten jonge kinderen veel slapen, dus tijd voor bewegen, praten, kijken en gewoon niets doen is er al niet veel.
Maar het is ook weer niet zo dat schermen per definitie niet leerzaam zijn. Ook kan het video deficit-effect verminderd worden als een ouder meekijkt en praat over wat er te zien is, of als het kind direct wordt aangesproken door een persoon, die het liefst ook nog op het kind lijkt (bijvoorbeeld in geslacht en leeftijd).
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/2211culmediakind2.jpg)
4. Is gamen schadelijk?
Gamen op zichzelf is niet schadelijk. Sterker nog, bij de meeste jongeren bevordert gamen het ruimtelijk inzicht en het probleemoplossend vermogen. Ook vergroot het hun werkgeheugen en worden ze er creatiever van.
Als gamen andere, gezonde, activiteiten verdringt, zoals buiten spelen, huiswerk maken of sociale contacten onderhouden, dan kan gamen wel als schadelijk worden opgevat, al is het indirect: niet het gamen zélf verricht schade, maar wel de consequenties extreem gamegedrag.
Waardoor games wel zelf schade kunnen aanbrengen is expliciet geweld. Naar het effect van mediageweld is veel onderzoek gedaan. Van mediageweld kunnen kinderen agressiever worden. Dat effect wordt versterkt als het gemedialiseerd geweld wordt uitgevoerd door een aantrekkelijk persoon, als het geweld geen negatieve consequenties lijkt te hebben (zoals pijn of verwondingen) of als het geweld beloond wordt, met bijvoorbeeld punten.
Aan de andere kant: slechts 5 tot 10 procent van de jongeren lijkt gevoelig voor deze effecten. Bovendien zijn dit vaak degenen die al agressief zijn aangelegd of in het dagelijks leven al met geweld te maken hebben, zoals huiselijk geweld.
De correlatie tussen mediageweld en crimineel (in plaats van agressief) gedrag, is minder groot. Hoewel mass shooters vaak in verband worden gebracht met het compulsief spelen van gewelddadige games, is het nooit aangetoond dat die spelletjes ook daadwerkelijk hen hebben aangezet tot hun daad.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/2311culmediakindgame.jpg)
5. Wat als ze die ene gewelddadige game wél bij vriendjes mogen spelen?
Als een bepaalde game bij jou thuis niet gespeeld mag worden, is het heel redelijk om te eisen dat dat ergens anders ook niet mag. Veel ouders durven alleen andere ouders daar niet op aan te spreken. Zeggen dat je liever niet hebt dat ze die game spelen, staat voor sommige ouders gelijk aan kritiek hebben op de opvoeding van een ander. En dat ligt gevoelig.
De reden dat we het ongemakkelijk vinden om ouders op hun mediaopvoeding aan te spreken, is waarschijnlijk omdat de opvoedvragen nog relatief nieuw zijn. Je ouders of grootouders kunnen je er niet mee helpen, Snapchat en Musical.ly zijn nog niet zo oud. Je hebt toch ook liever niet dat ze bij anderen thuis roken, alcohol drinken of porno kijken? We hebben veel minder moeite om daar wat over te zeggen.
Maar als jij je kind niet geschikt acht voor 16+-films, zoals horrorfilms, of 18+-games, zoals Grand Theft Auto (GTA), dan zouden andere ouders daar rekening mee moeten houden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/data21329862-11ae28-1.jpg)
6. Zijn educatieve apps leerzaam?
Educatieve apps zijn leerzaam als ze goed rekening houden met de ontwikkelingsfase van de doelgroep. Leeftijd is namelijk een van de duidelijkste graadmeters voor de geschiktheid van een programma of app. Een app voor ‘4-12-jarigen’ heeft daar waarschijnlijk niet zo goed over nagedacht.
Wetenschappers vermoeden dat apps beter het video deficit-effect kunnen verminderen dan ‘statische’ schermen, zoals televisie. Apps zijn namelijk vaak responsive: ze passen zich aan de gebruiker aan. Zo kan het bijvoorbeeld een ‘verteller’ of hoofdpersoon kiezen die op het kind lijkt in geslacht en leeftijd. Ook is het goed om bij jonge kinderen mee te spelen als ouder.
Onderzoek naar welke specifieke elementen educatieve apps leerzaam maken staat echter nog in de kinderschoenen. Wel zijn inmiddels vijf kenmerken gevonden waaraan apps kunnen voldoen om de educatieve waarde ervan te verhogen, volgens Jessica Piotrowski, die onderzoek doet naar de educatieve waarde van media:
- Als het kind er actief van wordt. Wordt het kind fysiek of emotioneel gestimuleerd?
- Als het kind erin opgaat (engagement). Is het kind moeilijk af te leiden?
- Als de inhoud betekenisvol is voor zijn of haar leven. Is het bijvoorbeeld herkenbaar?
- Als de app sociaal interactief is. Wordt het kind sociaal gestimuleerd?
- Als de app een duidelijk leerdoel heeft. Leert het bijvoorbeeld woordjes of dieren herkennen?
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/raster/200312med_ipadje.png)
7. Is mijn kind gameverslaafd?
Er bestaat nog geen officiële definitie van gameverslaving. Wel is ‘internet gaming disorder’ in de laatste editie van het psychiatrisch handboek DSM-5 opgenomen als kandidaat-stoornis, waar meer onderzoek naar gedaan moet worden. Niet alle wetenschappers zijn er bijvoorbeeld van overtuigd dat gameverslaving alleen door gamen komt: obsessief gamen trekt ook de kinderen aan die al sociale problemen hebben. Bovendien is nog niet duidelijk welke kenmerken op een gameverslaving duiden en aan hoeveel van die kenmerken iemand moet voldoen om als gameverslaafde gediagnosticeerd te kunnen worden.
In plaats daarvan is het beter om te spreken over problematisch of compulsief gebruik. Ervaart je kind problemen door gamen, zoals slaapproblemen, slechte schoolprestaties of slecht sociale contacten? Is hij of zij de controle verloren over zijn gamegedrag?
Volgens de laatste cijfers vertoont ongeveer 3 tot 5 procent van de jongeren compulsief gamegedrag.
Dit percentage is de laatste jaren wel gegroeid. Bij deze jongeren draaien de positieve effecten van gamen (beter werkgeheugen, groter concentratievermogen) om naar negatieve effecten.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/07/data2999778.jpg)
- Patti Valkenburg, hoogleraar Media, Jeugd en Samenleving van de Universiteit van Amsterdam, oprichter van het Center for Research on Children, Adolescents and the Media (CcaM)
- Jessica Piotrowski, Universitair Hoofddocent Jeugd en Media aan de Universiteit van Amsterdam en directeur het CcaM
- Peter Nikken, bijzonder hoogleraar Mediaopvoeding aan de Erasmus Universiteit en lector Jeugd en Media bij hogeschool Windesheim in Zwolle en specialist Jeugd, media en opvoeding bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJI)
- Justine Pardoen, hoofdredacteur Ouders Online en mede-oprichter Mediaopvoeding.nl, schrijver van Focus!, over sociale media als afleider
- Remco Pijpers, adviseur digitale vaardigheden bij stichting Kennisnet, de publieke ict-organisatie voor onderwijs
- Noor Landsmeer, kinderarts bij GGZ Rivierduinen Kinderen en Jeugd
- een twintigtal ouders met kinderen tussen de 0 en 18 jaar
Dit artikel is gebaseerd op gesprekken met:
- Schermgaande Jeugd - Patti Valkenburg (2014)
- Plugged In. How Media Attract and Affect Youth - Patti Valkenburg en Jessica Piotrowski (2017)
- #Help! Mijn kind leeft online - Lieve Swinnen en Stefaan Lammertyn (2017)
- Internetverslaving - Herm Kisjes, Davy Nijs en Tony van Rooij (2015)
Boeken:
- Kennisnet, de publieke ict-organisatie voor het onderwijs
- Sociaal en Cultureel Planbureau
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Mediawijzer.net
- IVO Rotterdam
- Nederlands Jeugdinstituut
Onderzoeksrapporten van:
- Mediaopvoeding.nl, antwoorden op meest gestelde vragen over mediaopvoeding van ouders met kinderen tussen de 0 en 18 jaar
- Ouders.nl, informatie voor ouders over uiteenlopende onderwerpen, waaronder media en mediaopvoeding, met een forum en agenda
- ccam-ascor.nl, over het onderzoekscentrum over media en jeugd van de UvA met de laatste stand van zaken in de wetenschap
- Mediawijzer.net, platform van het netwerk waarbij zo’n 1.100 organisaties zijn aangesloten (scholen, bibliotheken, cultuurinstellingen, etc.) met informatie over mediawijsheid
- bjm.nl, website van Bureau Jeugd en Media
- Nji.nl/Mediaopvoeding, website van het Nederlands Jeugdinstituut