Verzet!, de titel van Gustaaf Peeks pamflet, doet denken aan de punkkreet Destroy!, die The Sex Pistols veertig jaar geleden lanceerden in hun nummer ‘Anarchy In The UK’. Maar terwijl zanger Johnny Rotten pleitte voor een vaag soort anarchisme (‘I don’t know what I want / But I know how to get it’), is Verzet! een bloedserieus ‘pleidooi voor communisme’, aldus de ondertitel.
Met zijn pamflet sluit Peek aan bij het Communistisch Manifest uit het revolutiejaar 1848 dat Karl Marx en Friedrich Engels schreven in opdracht van de Bond van Communisten. Niet alleen begint Verzet! met een citaat uit het Communistisch Manifest, maar ook opent het met even citeerbare zinnen. Beginnen Marx en Engels met: ‘Er dwaalt een spook door Europa – het spook van het communisme’, Peeks eerste, bijna bijbelse, zinnen zijn: ‘Er is nog tijd. Er is alle tijd. Ieder mens is weer de eerste mens.’
Peek heeft zich in zijn analyse van het huidige, geglobaliseerde kapitalisme en de funeste gevolgen daarvan voor de verzorgingsstaat ook het marxistische jargon enigszins eigen gemaakt. Zo gebruikt hij begrippen als accumuleren, productiemiddelen, meerwaarde en uitbuiting. Vaak schrijft hij stroeve zinnen, zoals: ‘overheden die jarenlang stelselmatig met een omhaal aan strenge redenen hebben bezuinigd op het welzijn van de samenlevingen onder hun hoede.’
Wie nu met een communistisch pamflet komt, ontkomt er niet aan zijn licht te laten schijnen op twee ontwikkelingen in het kapitalisme en communisme sinds Marx’ dood. De eerste is dat diens voorspellingen over het kapitalisme niet zijn uitgekomen. Marx wist zeker dat het kapitalisme zou leiden tot Verelendung van een groeiend proletariaat, dat uiteindelijk in opstand zou komen en de kapitalistische orde omver zou werpen. Maar in de Westerse wereld, en sinds enige decennia ook in China, heeft het kapitalisme in de 19de en 20ste eeuw juist gezorgd voor een ongekende welvaartsstijging, die ook ten goede is gekomen aan het proletariaat. Het tweede onontkoombare gegeven is dat het reëel bestaande communisme overal is mislukt en dat de grootste communistische experimenten in de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China zijn uitgelopen op massamoorden.
Aan het eerste punt wijdt Peek weinig woorden. Weliswaar stelt hij vast dat werktijdverkorting en sociale voorzieningen in kapitalistische landen hun ‘fundament in communistische intenties en kernpunten’ vinden, maar toch volgt hij Marx in zijn stelling dat de ‘eigenaren van de productiemiddelen’ arbeiders net genoeg betalen ‘om van te bestaan, om de volgende dag weer voor hem te kunnen werken’.
De massamoorden in communistische landen stipt hij slechts zijdelings aan. Wel wijst hij de revolutionaire praktijken van Lenin af, de aartsvader van de Sovjet-Unie. ‘In plaats van het propageren van rechtvaardigheid, van democratie, wakkeren Lenin en zijn bolsjewieken de afgunst aan’, schrijft hij.
Als alternatief draagt Peek Rosa Luxemburg aan, mede-oprichtster van de Kommunistische Partei Deutschland, die zich al in 1904, dertien jaar voor de Russische revolutie, tegen Lenins ‘ultracentralisme’ keerde. Maar hoe het na de revolutie verder moest, wist Luxemburg, anders dan Lenin, niet. ‘Het negatieve, de afbraak, kan men decreteren, de opbouw, het positieve daarentegen, niet’, schreef ze in 1918. Juist deze onbestemdheid vindt Peek aantrekkelijk.
Anders dan Marx en Engels die in hun Communistisch Manifest tien praktische tips geven voor de eerste tijd na de ineenstorting van het kapitalisme (waaronder ‘afschaffing van het erfrecht’), laat Peek het nieuwe communisme dan ook oningevuld. Zijn pamflet loopt ten slotte uit op een curieus pleidooi voor meer liefde. ‘Wanneer we het hebben over de inzet van vertrouwen, over de loop die het onverwachte moet doorstaan, dan bedoelen we dat de liefde ons te hulp moet schieten’, schrijft hij. Zo is Verzet! Pleidooi voor communisme uiteindelijk nauwelijks minder vaag dan ‘Anarchy In The UK’ van The Sex Pistols.