Het stijgijzer aan Tom de Booijs linkervoet raakt verstrikt in de broekspijp van zijn rechterbeen. De Booij bungelt boven de afgrond. Het is zomer, 1952. De zon is net onder, de ijswand van de 6.369 meter hoge Huantsan in Peru staat in een rode gloed. Expeditiegenoot Lionel Terray probeert De Booij te redden, maar glijdt uit. „Geef me vijf minuten”, roept Terray. De Booij kijkt naar Kees Egeler, de derde klimmer op de wand, en zegt: „Een minuut is te lang voor mij. Nu ga ik dood, Kees.” Hij stort zo’n 90 meter omlaag.
„Ça va”, klinkt het even later. „J’ai rien du tout”, ik heb niks. De Booij is in de sneeuw van de gletsjer beland, en verder niet gewond. Zelfs zijn rugzak is heelhuids meegekomen, zodat hij zich tegen de kou kan kleden. Terwijl zijn klimmaten zich een weg naar beneden banen, roept hij naar boven: „Mijn manier is sneller!”
Sinds de val leefde De Booij naar eigen zeggen in ‘geleende tijd’, tot zijn overlijden op 8 november. Hij werd 93.
Tom de Booij groeit op in wat hij ‘Het Kasteel’ noemde, een rijk, elitair milieu. In 1942 begint hij een studie geologie aan de Universiteit van Amsterdam. Als hij weigert een loyaliteitsverklaring aan de nazi’s te ondertekenen komt hij in 1943 in Kamp Amersfoort terecht. Hij wordt in Duitsland bij een boer te werk gesteld en weet met valse papieren terug te gaan naar Nederland.
Hij is verbijsterd over wat hij daar aantreft. In zijn dagboek schrijft hij: „Dat was een hele sensatie om weer in het veilige Aerdenhout terug te komen. Ik vond het moeilijk te verteren dat alles zo rustig doorkabbelde en men nogal onbezorgd leefde, veel feestjes, er werd volop getennist, gehockeyd en zelfs gecricket. De [sic] oorlogsgeweld was kennelijk nog niet in Aerdenhout doorgedrongen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/web_2511zatopi_booij.jpg|//images.nrc.nl/Eza8BRUXbvvgzUyIx5LcpJfePKU=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/web_2511zatopi_booij.jpg)
De Booij als lid van de ondergrondse in Aerdenhout. Foto uit privéarchief
De Booij sluit zich aan bij het verzet, waar hij in de hongerwinter koerier is. Na de oorlog maakt hij deel uit van de Binnenlandse Strijdkrachten en arresteert met zijn peloton oorlogsmisdadiger Pieter Menten. Hij maakt zijn studie geologie af en gaat werken bij de universiteit.
In 1950 besluiten hij en zijn collega Kees Egeler te leren klimmen. Zo ontmoet hij berggids Lionel Terray, die kort daarvoor deel had genomen aan de eerste expeditie die de top van een ‘achtduizender’ bereikte, de 8.091 meter hoge Annapurna in Nepal. De Booij en Terray lijken op elkaar. Ze komen uit bevoorrechte milieus, hebben beiden in het verzet gezeten. „Lionel en ik vielen op elkaar, in platonische zin”, zegt De Booij later in een interview. „Onze vrouwen waren jaloers.” Over hen wordt later een documentaire gemaakt, Presque des Frères – bijna broers.
Ze ondernemen expedities in de Andes, in de Himalaya. Tijdens een beklimming van de Nilgiri in Nepal, de eerste Nederlandse Himalaya-expeditie, neemt De Booij uren de last van een drager over, om „te voelen hoe zwaar het is”. Oververhit en uitgeput duikt hij daarna in een bergmeer. Hij houdt er een longontsteking aan over, waardoor hij de top niet haalt.
Terray komt in 1965 bij een rotsbeklimming om het leven. De Booij is ontroostbaar en klimt nooit meer.
Klassenjustitie
In de jaren zestig ontpopt De Booij zich tot activist. Als hoogleraar geologie aan de UvA kiest hij bij de Maagdenhuisbezetting in 1969 de kant van de studenten. Hij hoort bij de harde kern van de bezetters en wordt gearresteerd , maar aanvankelijk niet vervolgd, in tegenstelling tot de studenten. Dat vindt De Booij klassenjustitie. Hij staat erop ook voor de rechter te verschijnen en komt 50 dagen vast te zitten in het Huis van Bewaring in Utrecht.
Daar ontmoet hij woonwagenbewoner Jan Ebeltjes, wat ertoe zal leiden dat hij zich voor die bevolkingsgroep gaat inspannen. Bij de universiteit wordt hij eervol ontslagen, tot zijn frustratie – hij had liever oneervol ontslag gekregen. Zijn wachtgeld stelt hem wel in staat fulltime activist te worden. En golfleraar, want hij vindt dat die elitaire sport toegankelijker moet worden.
Hij gooide de uitwerpselen van de woonwagenbewoners tegen de gevel van het gemeentehuis
In zijn woonplaats Baarn probeert De Booij in 1974 sanitaire voorzieningen voor de woonwagenbewoners te regelen. De gemeente weigert, waarop hij de uitwerpselen van de bewoners verzamelt en deze tegen de gevel van het gemeentehuis gooit. Daarna ging het college snel overstag. Hij zet de strijd de rest van zijn leven voort. In een documentaire over zijn activisme, Dubbelleven, is te zien hoe de dan 88-jarige De Booij demonstreert tegen de sloop van een woonwagenkamp, tot hij door agenten wordt weggesleept.
Nadat De Booijs vrouw Adrienne in 2016 is overleden wil hij naar de kust. Hij verhuist naar een appartement bij hotel Huis ter Duin in Noordwijk. Daar spendeert De Booij het laatste jaar van zijn leven, met uitzicht op de zee. Die hij alleen interessant vond met hoge golven, anders is het net een meer – veel te rustig.