De stille menigte achter Trump

Verenigde Staten De talloze evangelische kerkgangers in Amerika worden door het establishment hautain veronachtzaamd, maar spelen politiek een enorme rol.

Trump bij een verkiezingsrally in Mobile, Alabama, in augustus 2015.
Trump bij een verkiezingsrally in Mobile, Alabama, in augustus 2015. Foto Mark Wallheiser/Getty

Tijdens een campagne-bijeenkomst in Mobile, in Alabama, in augustus 2015 roemde Donald Trump ‘de geweldige’ dominee Billy Graham. Tevens vergeleek hij een van zijn boeken met de bijbel. ‘Hoezeer ik ook houd van The Art of the Deal, aldus Trump, ‘dat (boek) kan er niet aan tippen. De bijbel wint op alle vlakken.’

Trump gaf hiermee zijn geloofsbrieven af aan het massaal toegestroomde publiek. Door Graham (1918) te bewieroken plaatste hij zich in een lange traditie van populaire, rondreizende predikanten. Voordat Graham naam maakte als geestelijk raadsman van een reeks presidenten had hij na de Tweede Wereldoorlog miljoenen gelovigen vermaakt met spectaculaire religieuze optredens. En door de loftrompet te steken over de bijbel toonde Trump respect voor fundamentalistische Southern Baptists onder zijn toehoorders. Zij nemen de bijbel letterlijk als het woord van God.

Opzet of niet, Trump sprak met zijn speech dus twee invloedrijke stromingen aan in de geloofsgemeenschap van de evangelicals. Wedergeboren christenen, met hun emotionele, op persoonlijke beleving én bekering steunende religie, werden bediend door showman Trump. En Southern Baptists, met hun strenge, hiërarchische wereldbeeld, paaide hij door zijn eigen, niet onaanzienlijke ego ondergeschikt te maken aan de autoriteit van de bijbel.

Regeringsploeg

Historicus en journalist Frances FitzGerald (1940) noemt dit optreden van Trump niet in haar magistrale geschiedenis van een onderschatte maar invloedrijke én zeer Amerikaanse religieuze groepering. Zij neemt zijn verkiezingsoverwinning nog net mee in de epiloog van haar boek - 81 procent van de evangelicals schonk hem zijn vertrouwen. De invulling van zijn regeringsploeg, met enkele ministers, zijn belangrijkste woordvoerder en de vice-president die tot religieus rechts behoren, kwam te laat. De orthodoxe christenen in de regering-Trump vormen wél het bewijs van een van haar stellingen: evangelicals zijn vaak afgeschreven, maar blazen zichzelf op cruciale momenten nieuw leven in.

The Evangelicals bestaat eigenlijk uit twee boeken. Het eerste deel is een geschiedenis van deze afscheidingsbeweging van de ‘mainline’ protestantse kerken, beginnend bij de Great Awakenings van de achttiende en negentiende eeuw en doorlopend tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. Twee wezenskenmerken staan centraal. De evangelicals voelden zich niet thuis binnen de sobere muren van de traditionele kerk. Zij namen afscheid van de predestinatieleer: de mogelijkheid om opnieuw te beginnen was aantrekkelijk, in combinatie met een uitbundig geventileerde vaderlandsliefde. Het was niet alles vermaak en blijmoedigheid wat de klok sloeg. Geen religieuze groep gaf zich zo gretig over aan bespiegelingen over en verlangen naar het Einde der Tijden.

Net zo belangrijk was het militante anti-modernisme van fundamentalisten in het tweede decennium van de twintigste eeuw, als reactie op de communistische revolutie in Rusland en ongewenste ontwikkelingen in Amerika zelf. Hun belangrijkste voorganger was de predikant William Riley (1861-1947), wiens boek The Menace of Modernism (1917) de frontale aanval opende op de evolutieleer van Darwin én op ‘arrogante’ professoren. De term ‘seculiere elite’ behoorde volgens FitzGerald niet tot zijn vocabulaire, maar Riley komt de eer toe deze doelgroep te hebben ontdekt als mikpunt van zijn toorn. En misschien niet geheel ten onrechte: volgens haar had Riley een punt dat hoogleraren ‘de culturele autoriteit’ van dominees ondermijnden en marginaliseerden. Hoe dan ook: ‘Echo’s van zijn woede en vervreemding golfden de rest van de eeuw door fundamentalistische polemieken.’

Evolutieleer

Riley was ook zijdelings betrokken bij de Scopes Trial in 1925, een roemruchte rechtszaak waarin de evolutieleer van Darwin het ‘opnam’ tegen de letterlijke interpretatie van de bijbel. De evolutieleer won in de publieke opinie, maar het voorspelde einde van de fundamentalisten bleef uit. Zij trokken zich terug in hun bastions, vooral in het Zuiden van Amerika. Pas een halve eeuw later lieten zij weer van zich horen, als reactie op de wilde jaren zestig.

In de tussentijd keerden zij zich af van de wereld, maar van berusting was geen sprake. Hun ressentiment ging gepaard met een diep doorleefd verlangen naar een verleden waarin Amerika een christelijke natie zou zijn geweest. FitzGerald is duidelijk: dat verleden heeft nooit bestaan, althans niet in politieke en juridische zin. De grondwet, die retorische oerknal van de Founding Fathers, rept met geen woord over een christelijke natie.

De grondwet rept met geen woord over een christelijke natie

Wél is er volgens haar grond voor de bewering dat Amerika later, in de negentiende eeuw, in cultureel opzicht een christelijke natie vormde. Dat wil zeggen: het protestantse geloof was destijds dominant, in een samenleving die veel minder pluriform was dan de huidige. Waarom leeft de mythe van een christelijk Amerika dan voort? Omdat evangelicals niet goed zonder kunnen; de constructie ervan dient als contrapunt voor het verderfelijke heden.

Het tweede deel van The Evangelicals is een uitgesponnen reportage, Als journalist stuitte FitzGerald in 1979 ‘bij toeval’ op de fundamentalistische predikant Jerry Falwell (1933-2007). Zij bezocht zijn hoofdkwartier, in Lynchburg, in Virginia, en wist niet wat ze zag. Zijn volgelingen werkten gedisciplineerd aan een ethisch reveil. Zij hadden een ‘belachelijk schoon’ uiterlijk en onderwierpen zich aan militair aandoende kledingvoorschriften. Van zonsop- tot zonsondergang konden zij en hun kinderen voor antwoorden op praktische levensvragen terecht in zijn megakerk en religieuze scholen.

Falwell was de onbetwiste leider, beurtelings een sussende vader en een predikant van hel en verdoemenis. Als een macho-dominee ontfermde hij zich over zijn kudde, die hij bescherming bood in een verdorven en gevaarlijke wereld. Als oprichter van de Moral Majority stond Falwell mede aan de basis van de verkiezingsoverwinning van Ronald Reagan in 1980. In de kern was het een verzetsbeweging: tegen de emancipatie van vrouwen en homo’s, tegen vrije abortus, tegen alcohol en drugs, tegen de geest van de jaren zestig.

Foto AFP

De Moral Majority bestond in totaal nog geen tien jaar en was volgens FitzGerald nooit een geoliede organisatie. Maar de invloed ervan kan nauwelijks worden onderschat: Falwell leidde een marginale religieuze beweging naar het centrum van de politieke macht, nauw verbonden met de Republikeinse partij.

Net zo belangrijk was dat hij zijn stempel drukte op het maatschappelijke discours. Falwell, aldus FitzGerald, ‘introduceerde de fundamentalistische mentaliteit van eeuwige crisis in de nationale politiek, van een oorlog tussen de krachten van het goede en kwade, in een retoriek die tot op de dag van vandaag in zwang is.’

Het politieke en intellectuele establishment keek het liefst weg van Falwell en latere geestverwanten (en concurrenten) als Pat Robertson (1930), Jimmy Swaggert (1935) en Jim (1940) en Tammy (1942-2007) Bakker. Het haakte weer aan tijdens hun val aan het eind van de jaren tachtig, om zich te verkneukelen om hun wansmaak, corruptie en libido. Toen deze televangelists van het toneel waren verdwenen of sterk aan invloed hadden ingeboet haalde het opgelucht adem: christelijke rechts had ongetwijfeld zijn langste tijd gehad.

Dat was een misvatting: uit de as van de Moral Majority verrezen andere actiegroepen als de Christian Coaltion, Focus on the Family en de Family Research Council. Gemeenschappelijke factor van deze organisaties was hun band met de Republikeinse partij, hun creatieve gebruik van de moderne media, marketingtechnieken en hun schrille retoriek, doordrenkt van vervolgingswaan en de strijd op leven en dood met de aartsvijand: het seculiere humanisme. Het verst daarin ging Ralph Reed, de leider van de Christian Coalition: ‘Ik ben een guerrillastrijder. Ik verf mijn gezicht en ik reis ’s nachts.’ Te weten: door zijn eigen land, Amerika.

Grenzen van begrip

FitzGerald schrijft er meeslepend over, zonder de organisaties te veroordelen of hun leiders belachelijk te maken. Een enkele keer stuit zij op de grenzen van haar begrip. Jim en Tammy Bakker, met hun ‘open, tolerante en wanordelijke’ organisatie Praise The Lord en themapark Heritage USA (‘Christelijk Disneyland’), zochten volgens haar de grenzen op tussen verering en godslastering, goed en kwaad, hemel en hel. Kitsch? Daarmee zou je, aldus FitzGerald, dezelfde fout maken als een cultuurbarbaar die naar een schilderij van een soepblik van Andy Warhol kijkt en er niets anders in ziet dan de imitatie van een soepblik. Met andere woorden: ook de Bakkers, lid van de Pinkstergemeente, dienen serieus te worden genomen. Deze Pentecostals vormen de buitenpost van de gevoelsreligie, met hun nadruk op gebedsgenezing, spreken in tongen en op flauwvallen in extase, het zogeheten slain in the spirit. De Bakkers voegden daar met hun imperium van klatergoud hooguit een nieuw element aan toe.

Een laatste markante ontwikkeling is de toenadering tussen fundamentalistische christenen en charismatische katholieken. Tussen beide geloven, die elkaar tot ver na de Tweede Wereldoorlog verketterden, bestaat sinds de jaren zeventig een kruisbestuiving. Katholieken namen enkele gebruiken over van de evangelicals, zoals gebedsgenezing en spreken in tongen. Evangelicals volgden katholieken in hun verzet tegen vrije abortus. Dat verzet vormt nu de kern van religieus rechts. Terugdraaien ervan door de benoeming van conservatieve rechters in het Hooggerechtshof is het doel dat evangelicals en katholieken verenigt. Het was ook een katholiek, Phyllis Schlafly (1924-2016), die het voortouw nam tegen de gelijkstelling van man en vrouw en die ver vóór Trump opperde een muur te bouwen langs de grens, om ‘drugs, zwendel met smokkelen, ziekte en misdaad’ buiten de deur te houden – beide ontwikkelingen die door fundamentalisten zijn overgenomen.

The Evangelicals is een alternatieve geschiedenis van de Verenigde Staten, door de ogen van de mannen en een enkele vrouw die door het establishment nooit voor vol werden aangezien. De minachting in het ene kamp werd weerspiegeld door wantrouwen en verkettering in het andere: als de (goddeloze) intellectuele elite aanklopte kon dat niets goeds betekenen.

Dat FitzGerald erin is geslaagd dat wantrouwen te overwinnen en veel evangelicals heeft gesproken is knap. Oprechte interesse ligt daar ongetwijfeld aan ten grondslag. Zij is origineel in haar onderwerpkeuze, volhardend in haar studie, helder in haar compositie en taalgebruik. The Evangelicals vult, zoals dat heet, een leemte.