De drie studenten van de verhuisservice zagen er niet uit als studenten en stonden een uur eerder dan afgesproken in hun joggingbroeken voor de deur. Dat was dan een misverstand maar als ik het niet erg vond, begonnen ze vast want ze stonden onder tijdsdruk, waardoor ik meteen ook onder druk stond.
De vriendin was de kinderen naar een veilig heenkomen aan het brengen en ik zou, in het uurtje dat zo bruut werd afgepakt, nog even twee kasten leegruimen, maar daar kwam dus weinig van terecht omdat ik de hele tijd in de gaten moest houden wat deze jongens die van aanpakken wisten naar buiten sleepten, want we huurden gemeubileerd.
„Lekker ingewikkeld dit”, zei de jongen in de Schalke- trainingsbroek toen hij halverwege de trap stond met een kastje dat moest blijven.
Toen ze het bankstel uit het raam takelden, belde onze benedenbuurvrouw, die jaren trouw ondergoed dat van de waslijn in haar tuin was gewaaid door de brievenbus propte, om te checken of we daarvan wisten.
„Ja, we weten”, zei ik, terwijl het door mij zo fraai geconstrueerde bouwwerk van dozen met veel gerinkel in elkaar stortte.
„Iets met glas, denk ik”, concludeerde een van de verhuizers.
Op straat gebeurde ook van alles, er stond een woedende man te toeteren achter het verhuisbusje. Toen ik naar buiten keek, stak hij zijn middelvinger op.
Het busje was eerder vol dan gepland.
Foutje van de student die nog niet zo lang intakegesprekken deed. Er werd druk gebeld of een tweede rit naar het dorp er nog wel in zat. De prijs ging sowieso omhoog, dat was nu eenmaal zo als het aantal kuub verkeerd was ingeschat. Het kon, zei de aanvoerder van de drie verhuizers op een toon alsof hij ons een bijzondere service verleende, maar het moest wel nog sneller.
Wij achter die verhuisbus met uitzwaaiende aanhanger met verhuisliftje aan. Over de snelweg, de B-wegen en uiteindelijk met gierende banden het straatje in het dorp in.
Voor het nieuwe oude huis een kluitje belangstellenden, de meesten met hond. Misschien zien ze voor het eerst een verhuislift, dacht ik nog, terwijl ik me struikelend over mijn veters naar de voordeur haastte.
Het werd eruit gepleurd.
En weer terug.
File op de ringweg.
Daarna nog meer tijdsdruk.
Ze lieten ons achter tussen onze spullen, en daarna liet ik de vriendin achter omdat ik mocht voorlezen op het Lezersfeest in Rotterdam. Iemand bood spontaan aan om me terug te brengen naar de chaos. Daar kreeg ze spijt van want het was verder rijden dan we alle twee dachten. Het dorp leek uitgestorven, in een huis brandde nog licht.
„Hier is het, denk ik”, zei ik.