‘Rutte III gaat de gestelde klimaatdoelen niet halen’

Het Planbureau voor de Leefomgeving rekende het regeerakkoord door. Het nieuwe klimaatbeleid van Rutte III heeft minder effect dan beoogd.

Het uitgangspunt van de klimaatplannen van Rutte III is dat in 2030 de uitstoot van broeikasgassen 49 procent minder moet zijn dan in ijkjaar 1990.
Het uitgangspunt van de klimaatplannen van Rutte III is dat in 2030 de uitstoot van broeikasgassen 49 procent minder moet zijn dan in ijkjaar 1990. Foto Kees van de Veen

Kabinet-Rutte III gaat zijn ambitieuze klimaatdoelen niet waarmaken, als het regeerakkoord het uitgangspunt is. Dat blijkt uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Het nieuwe kabinetsbeleid heeft de helft minder effect dan beoogd, berekende het PBL. De uitstoot van broeikasgassen wordt dus minder beperkt dan nodig is. Er zullen „aanvullende maatregelen uitgewerkt moeten worden”, concludeert het PBL.

Het PBL presenteerde maandagmiddag de doorrekening van de energie- en klimaatplannen in het regeerakkoord opgesteld door VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Oppositiepartij GroenLinks had om de doorrekening gevraagd, met brede steun van andere oppositiepartijen.

Het uitgangspunt van de plannen is dat in 2030 de uitstoot van broeikasgassen 49 procent minder moet zijn dan in ijkjaar 1990. Alleen door de uitstoot zo sterk te verminderen, blijft de temperatuurstijging op aarde onder de twee graden.

De coalitie zet zwaar in op opslag CO2. Lees meer over de klimaatplannen van Rutte III: Meer klimaatbeleid dan Europa eist

Effect CO2-opslag

Zoals de kabinetsplannen er nu uitzien, neemt de uitstoot slechts af met 35 tot 42 procent ten opzichte van ijkjaar 1990. Zonder nieuw regeringsbeleid zou de afname in 2030 al uitkomen op 31 procent, bleek twee weken geleden uit de Nationale Energieverkenning.

De regeringspartijen rekenden erop dat twee grote maatregelen veel extra effect op de uitstoot van broeikasgassen zouden hebben: de sluiting van de kolencentrales in 2030, en de grootschalige toepassing van CO2-afvang en -opslag (carbon capture and storage, CCS).

Maar uit de doorrekening blijkt dat vooral het effect van grootschalige CO2-opslag onzeker is. De regeringspartijen willen toewerken naar het afvangen en opslaan van 20 miljoen ton CO2 per jaar, in 2030.

De plannen voor CO2-opslag zijn met veel kritiek ontvangen.Lees ook: CO2-opslag? Het kan een stuk slimmer

Uit de modellering blijkt echter dat grootschalige CO2-afvang en -opslag zoveel geld kost, dat de subsidiepot voor duurzame energie er grotendeels aan op gaat, en andere projecten niet van de grond komen. „CCS leidt tot verdringing van hernieuwbare energieprojecten”, zei onderzoeker Robert Koelemeijer maandag op de persconferentie.

Niet voldoende uitgewerkt

Koolstofopslag kost ook energie, waardoor het netto-effect op de uitstoot van broeikasgassen kleiner is. Daarnaast draagt de opslag niet bij aan een overgang op duurzame energie, of aan energiebesparing.

Daarnaast zijn een aantal maatregelen die het kabinet beoogt, niet voldoende uitgewerkt om te bepalen of ze ook echt een effect hebben op de uitstoot. Pieter Boot, hoofd klimaat en energie van het PBL: „In het algemeen kun je stellen dat de maatregelen voor de elektriciteitssector precies uitgewerkt zijn, en maatregelen in landbouw, gebouwen en transport minder.”

Zo „streeft” het kabinet ernaar dat in 2030 alle nieuwe auto’s uitstootvrij zijn. Dat zou 3 tot 5 miljoen ton uitstoot kunnen schelen, maar dat vergt zoveel nieuw Europees en Nederlands beleid dat het PBL de maatregel niet wilde meenemen in zijn doorrekening.

Verder waarschuwt het Planbureau dat allerlei prognoses onzeker zijn, omdat ze sterk afhangen van wat er elders in Europa gebeurt. Dat bleek twee weken geleden ook al uit de Nationale Energieverkenning. Zo is de sluiting van de kolencentrales door het kabinet ingeboekt voor een afname van 12 miljoen ton CO2. Afhankelijk van wat er op de Europese elektriciteitsmarkt gebeurt, kan het 8 tot 16 miljoen ton zijn.

Correctie (30 oktober 2017): In een eerdere versie stond ten onrechte dat het PBL onderdeel is van het ministerie van Economische zaken en Klimaat.