Het hing al enige tijd in de lucht, maar eind vorige week heeft de Europese Centrale Bank (ECB) dan toch eindelijk het besluit genomen het massaal opkopen van staatsleningen en andere obligaties te temperen. Vanaf 1 januari zal maandelijks voor ‘nog maar’ 30 miljard euro aan waardepapier worden aangeschaft in plaats van de 60 miljard euro nu (met een tijdelijke uitschieter naar 80 miljard).
Een schokgolf op de financiële markten is na het besluit van de ECB uitgebleven. Zo bezien kan worden gezegd dat het een verstandige beslissing was. Want dat het in 2015 ingezette beleid van aanschaffen van schuldpapier niet eindeloos kon doorgaan, is duidelijk.
De teller staat inmiddels op 2.100 miljard euro aan aangekochte leningen. Bij het opkoopprogramma van de ECB gaat het om astronomische bedragen die voor een gewone sterveling nauwelijks zijn te bevatten. Critici hebben het beleid wel vergeleken met het schieten met een kanon op een mug. Maar president Mario Draghi van de Europese Centrale Bank heeft woord gehouden. Al in de zomer van 2012 zei de Italiaan dat hij de euro ging redden, „wat daar ook voor nodig is”. Het was een duidelijk signaal aan de markten dat tegen de euro speculeren geen zin had. Dat is dan ook niet gebeurd.
Doel van de in 2015 door de ECB in gang gezette grootschalige aankoopoperatie van schuldpapier was om meer geld in de Europese economie te pompen door de geldpers sneller te laten draaien, zoals de economieboeken op school leren. Financiële instellingen krijgen op deze manier vers geld. Geld dat zij op hun beurt kunnen uitlenen aan bedrijven en consumenten. De bestedingen die hieruit voortvloeien zijn een impuls voor de economie.
Een neveneffect van extra geld in de economie stoppen is dat de koers van de munt daalt ten opzichte van bijvoorbeeld de dollar. Een goedkopere euro is goed voor de export en dus voor het van de uitvoer afhankelijke deel van de economie.
Maar zoals bij veel pijnstillers: de oorzaak van de kwaal wordt er niet mee aangepakt. Dat is ook de terechte kritiek op het beleid van de ECB, vooral van die landen in de eurozone met een relatief sterke economie. Lees: landen als Duitsland en Nederland. Als de economie kunstmatig wordt aangezwengeld, vermindert dit de noodzaak voor overheden van slecht presterende landen om structurele onevenwichtigheden in het systeem weg te nemen.
Niet voor niets pleitte president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank al eind vorig jaar voor het terugdraaien van het aankoopprogramma. Financiële markten zijn door het ECB-infuus hun „risicokompas” aan het verliezen, zoals Knot het uitdrukte. Voor landen met hervormde economieën, zoals Nederland, dreigen de negatieve aspecten van de steunoperatie de overhand te krijgen. Dankzij het goedkope geld is de hypotheekrente laag en stijgen de huizenprijzen weer explosief. De lage rente is tevens slecht voor de ten opzichte van het buitenland goedgevulde Nederlandse pensioenfondsen.
De monetaire kunstgreep van de Europese Centrale Bank leidt uiteindelijk tot verslaving. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Goed dus dat het afkickprogramma nu is aangekondigd. Maar Draghi heeft nog altijd niet gezegd wanneer het aankoopprogramma definitief stopt. Die duidelijkheid is wel gewenst. Het wordt de hoogste tijd dat de ‘echte’ economie haar werk gaat doen.