Op een mooie herfstavond in Barcelona, rond half tien, klinkt ineens ritmisch getik. Het geluid komt van boven. Daar staat iemand op zijn balkon met een lepel tegen een pannetje te slaan. Al snel klinkt er meer getik. Aan de overkant slaat iemand, gedrapeerd in een Catalaanse vlag, fanatiek op het ijzerwerk van zijn balkon. Vlakbij stapt een twintiger van zijn fiets, aan zijn kleren te oordelen een jonge advocaat of marketingman. Hij begint ritmisch met zijn fietssleutel tegen een lantaarnpaal te tikken. Een waar metaalconcert zwelt aan. Waarom doen ze dit?
De fietser zegt: „Wij willen weg uit Spanje. Die fascisten in Madrid: jarenlang hebben wij alles betaald, voor heel Spanje, maar we hebben niks van ze teruggekregen. We willen eruit. En de Europese Unie moet ons steunen.”
Dat is bijna letterlijk wat een Sloveense professor in Ljubljana vertelde, eind juni 1991, toen in zijn land een tiendaagse mini-oorlog woedde. Op honderden buitenlandse journalisten na, die elke avond chicken Kiev uit de hotelkeuken aten, was de stad uitgestorven: veel burgers waren de stad ontvlucht. Tien dagen lang probeerden Joegoslavische tanks de Sloveense onafhankelijkheid te smoren. De argumenten voor onafhankelijkheid waren: jarenlang hebben wij Slovenen, de rijksten en hardstwerkenden in Joegoslavië, het geld verdiend waarmee het land draaiend werd gehouden; we stuurden dit naar Belgrado, maar zagen er nauwelijks iets van terug; nu willen wij weg uit dit land; Europa moet ons steunen.
Regio’s buiten de EU die onafhankelijk willen worden, hebben het makkelijker.
Het antwoord van Europa is nu, bij Catalonië, radicaal anders. In Joegoslavië steunde de EU (of zijn voorganger, de Europese Gemeenschap) na enige aarzeling de onafhankelijkheidsstrevers. Duitsland erkende als eerste Slovenië en Kroatië als onafhankelijke staten, andere Europese landen vonden dat ondoordacht en overhaast – waaronder Spanje – maar volgden de Duitsers uiteindelijk toch. Catalonië daarentegen kan in Europa op weinig sympathie rekenen. De EU staat vierkant achter de Spaanse premier, Mariano Rajoy.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/281017bui_afscheidingregio2_online.jpg|//images.nrc.nl/yGB2C5ExjC5ZgTKCU5atid8YFII=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/281017bui_afscheidingregio2_online.jpg)
Grondregels
Dit verschil in aanpak komt ten eerste doordat het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven zich binnen een EU-lidstaat afspeelt, terwijl dat in Slovenië erbuiten plaatsvond. Dat is een heel verschil. De Europese Unie is een samenwerkingsverband van lidstaten. Zij zijn het fundament, de bouwstenen. Wat er binnen die lidstaten gebeurt, daar mag de Unie zich niet mee bemoeien – tenzij de grondregels van de Unie worden geschonden. Hoe moeilijk de EU het vindt om zelfs ná schending van die regels tegen een lidstaat op te treden, zie je in Polen en Hongarije. Regio’s buiten de EU die onafhankelijk willen worden, hebben het daardoor makkelijker.
Kosovo was een Servische provincie waarin een groot deel van de bevolking geen politieke rechten had, zijn taal nauwelijks kon spreken en zijn tradities besmuikt moest hooghouden. Dat raakt aan het tweede onderscheid: de mate waarin onderdrukking en geweld een rol spelen. Wie protesteerde, werd geïntimideerd of gearresteerd. Dat druist in tegen alles waar de EU voor staat: pluriformiteit, multiculturalisme, samenleven, dialoog – en dus steunde de EU de onafhankelijkheidsverklaring.
Slovenië had wél autonomie en een eigen regering. Maar doordat het Joegoslavische leger, dat vooral nog uit Serviërs bestond, grof geweld gebruikte om de Sloveense onafhankelijkheid te dwarsbomen, koos Europa partij voor Slovenië. Duitsland zag de erkenning van Slovenië en Kroatië als poging om meer bloedvergieten te voorkomen.
Catalonië is een ander geval. Het heeft verregaande autonomie. Dat de Spaanse politie hardhandig kiezers uit stemlokalen sleepte, deed in Europese hoofdsteden veel wenkbrauwen afkeurend omhooggaan, maar lang niet genoeg om het EU-standpunt over dit conflict te keren. De enige binnen de EU die niet vierkant achter Madrid ging staan, was de Belgische premier. Hij zei iets over ‘bemiddeling’ – en prompt kwamen er geruchten dat Spanje zijn steun introk voor de Belgische kandidaat voor het voorzitterschap van Europol (het werd een Slowaak).
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2017/10/0509415f-7736-41fd-8ab1-55c4589c6b75.jpg)
Maar de derde en belangrijkste verklaring voor het feit dat Europa zo anders reageert op Catalonië dan op Slovenië destijds, ligt in de Europese Unie zelf. Zij is sterk veranderd. Lang waren de Europeanen doordrenkt van een onbevangen (sommigen zouden zeggen: naïef) geloof in vooruitgang. Zij keken begin jaren negentig ietwat meewarig naar die Joegoslaven die vochten voor een eigen paspoort en vlag. Voor hen was dat passé. In de beschaafde EU zouden zij, dat wisten ze zeker, geen oorlog meer meemaken. Over alles zou keurig onderhandeld worden. Dat was Europa: trade, not war. Kwamen twee partijen toch een scheiding overeen, dan zou zich dat in alle amicaliteit of het ergste geval onverschilligheid voltrekken – zoals de breuk tussen Tsjechen en Slowaken, toen nog buiten de EU. Later stonden EU-politici stralend op de Maidan: het volk stuurde de dictators naar huis, Oekraïeners hadden het recht om bij Europa te horen!
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/data21339413-008f73.jpg)
Oorlog en geweld
Maar het gejuich van de Oekraïeners werd in bloed gesmoord. Rusland annexeerde de Krim, met een cynisch beroep op datzelfde ‘zelfbeschikkingrecht’. Waarom Kosovo wel en de Krim niet, vroegen Russische commentatoren zich af? Sindsdien is het Europese beeld van separatisme flink gekanteld. Oorlog en geweld hebben opnieuw hun intrede gedaan in het Europese discours. Defensiebudgetten gaan omhoog. Terroristen zijn razend actief op het continent. Sommigen vrezen dat Rusland op een dag een Baltisch land bezet. Europa voelt zich kwetsbaar. Dat wordt versterkt door jarenlange crises (euro, banken, vluchtelingen) die, voor het eerst sinds de jaren vijftig, het besef voeden dat Europese eenwording ook omkeerbaar kan zijn. In de media poneren doemdenkers theses over ‘het einde van de EU’ en ‘de Balkanisering van Europa’. Geen wonder dat Europeanen, politiek eens zo roekeloos, nu overal risico’s zien. Mede daarom hebben ze separatisme in ijltempo afgewaardeerd tot existentiële splijtzwam voor de Unie zelf. Na het Schotse referendum, Brexit, Catalonië en twee referenda in Noord-Italië luidt de vraag alweer: wie volgt? De Zwitserse krant Tages Anzeiger maakte een interactieve kaart met 33 Europese regio’s die het Catalaanse voorbeeld zouden kunnen volgen. De kleinzoon van de laatste Habsburgse keizer zei in deze krant: „Habsburg ging aan nationalismen ten onder. Dat kan de EU ook overkomen.”
Je kunt rustig stellen dat Europa separatisme min of meer in de hand heeft gewerkt. Het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) was eind jaren negentig een van de weinige extreemrechtse partijen in Europa die het Europees parlement serieus nam. Gerolf Annemans, een van de partijleiders, nodigde destijds eens een journalist uit in een Marokkaans restaurant in Brussel om te vertellen dat niet een immigratiestop, maar separatisme zijn ware oogmerk was. Achter een bord couscous constateerde hij monter dat de EU zijn impliciete bondgenoot was: „Hoe meer Europa, hoe minder natiestaat.” De Europese eenwording verzwakte de greep van de Belgische staat op Vlaanderen. Wat Annemans, zelf europarlementariër, ook beviel was dat er toen nog niet gesproken werd over wat nu de ‘Prodi-doctrine’ heet: wie uittreedt uit een EU-lidstaat moet automatisch uit de EU, en mag er pas weer bij als alle leden er unaniem mee instemmen. De Europese boodschap die Annemans hoorde was: natuurlijk blijft Vlaanderen lid van de club, ook als het op een dag geen deel meer is van België.
Hypocrisie
Contrasteer dit met deze recente uitspraak van Pablo Casado, woordvoerder van de conservatieve Spaanse regeringspartij, in het Servische tijdschrift Vreme: „Wij zijn hier niet in Joegoslavië. Hier valt niets te onderhandelen.” De Serviërs zijn enorm bezig met Catalonië. Ze voelen zich gepakt, omdat de EU in Spanje de separatisten niet steunt, terwijl ze dat in Kosovo wél deed. De Servische president, Alexander Vucic, beschuldigde de EU op Russia Today van „hypocrisie en dubbele standaarden”.
Hij legt de vinger op de zere plek: de EU is getransformeerd van een club die separatisme als onschuldig fenomeen beschouwde tot een club die de leden – 28 lidstaten – feitelijk beschermt tegen separatisme. Van een organisatie die onder de Amerikaanse veiligheidsparaplu vooral technische besluiten nam (CO2-uitstoot, veterinaire voorschriften), evolueert de EU naar een steeds politieker organisme. Dat is geen keus, maar een kwestie van overleven. Europa is bezorgd over de politieke expansie van Rusland en Turkije en moet zichzelf organiseren. Schengen en de euro kunnen alleen overeind blijven als die geschraagd worden door een Europees immigratiebeleid en een monetair fonds. Europa doet tegenwoordig zelfs aan geopolitiek; zie de Turkije-deal.
Sommigen hadden snel door hoe de hazen in deze nieuwe geopolitieke realiteit zouden lopen. De Schotten bijvoorbeeld willen niets met de Catalanen te maken hebben. De premier van Baskenland, Iñigo Urkullu, veroordeelt de onwil van de Spaanse regering om een dialoog te beginnen met Catalonië (en met hemzelf), maar kiest nadrukkelijk geen partij voor Catalonië. Hij schreef in The Guardian: „Het doel van samenleven van verschillende identiteiten kan bereikt worden door het Europese concept van gedeelde soevereiniteit te gebruiken.” Wollige taal, maar toch nietsverhullend. De Basken zijn geen stap verder gekomen met hun separatisme en maken Catalonië duidelijk dat je een hoge prijs betaalt als je daar op blijft hameren. Politici in Veneto en Lombardije (de twee rijkste Italiaanse regio’s, waar in een referendum vorig weekend in grote meerderheid voor meer autonomie werd gestemd) wijzen elke vergelijking met de Catalanen van de hand. In plaats daarvan roepen ze op om, net als zij, de grondwet van het land te respecteren. Catalonië moet het doen met vrienden als Nigel Farage, Geert Wilders en Julian Assange.
Rest de vraag: kan de EU bemiddelen? Het antwoord is nee. Spanje wil het niet. En „bemiddeling tussen twee partijen die ruzie hebben is geen optie als een van die partijen deel uitmaakt van je eigen besluitvormingsorganen”, schreef Susi Dennison van de European Council on Foreign Relations in The New York Times. Daarom kan de EU, eens ’s werelds mediator-in-chief, in dit geval alleen stiekem bemiddelen. Als niemand het ziet.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data21245075-faaa99.jpg)