Er gaat meer geld naar onderwijs: 1,9 miljard euro tot 2021, op een huidige begroting van 38 miljard. Het nieuwe kabinet geeft het meeste extra geld uit aan de verbetering van de werkomstandigheden van basisschoolleraren.
Daarnaast gaat er 450 miljoen euro naar vermindering van de werkdruk, onder meer door klassen te verkleinen en conciërges aan te nemen. „Het beroep van onderwijzer wordt hierdoor aantrekkelijker, zowel voor mannen als voor vrouwen”, schrijven VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie in het regeerakkoord.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/web_1110binpresentatiera01.jpg)
De maatregelen moeten zorgen voor „goede docenten met een sterke positie”.
Een van de „voornaamste ambities van het dit kabinet liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid”. Er komen meer ‘brede brugklassen’, voor kinderen die hun definitieve keuze voor een schooltype willen uitstellen. En ‘tussenscholen’ voor kinderen tussen de 10 en 14 jaar, voor een geleidelijke overgang van basisschool naar middelbare school.
Ook komen er experimenten met het volgen van lessen op een hoger schoolniveau, het ‘maatwerkdiploma’.
Praktijkonderwijs, nu enigszins weggedrukt in het vmbo, wordt een „afzonderlijke en volwaardige” schoolsoort. Leerlingen die hun mbo-diploma niet halen, krijgen een vakcertificaat.
Van de maatschappelijke dienstplicht, een vurige wens van het CDA, komt een vrijwillige versie, een half jaar tegen een bescheiden vergoeding. Met als beloning een supplement op het diploma. Dat supplement moet een pre worden bij sollicitaties bij de overheid.
De basisbeurs voor hoger onderwijs komt niet terug, maar een eerstejaarsstudent krijgt wel een korting van 50 procent op het collegegeld. Er komt speciale aandacht voor technische opleidingen.
Het kabinet gaat scherper toezien op de toegevoegde waarde van Engelstalige opleidingen. Bovendien komt voor wetenschappelijk onderzoek elk jaar 400 miljoen euro extra beschikbaar.