Cultklassieker Blade Runner van Ridley Scott uit 1982 draaide om de vraag: kunnen robots gevoelens ontwikkelen? Bij vervolgfilm Blade Runner 2049 is de vraag eerder andersom: kunnen mensen – bioscoopbezoekers bijvoorbeeld – gevoelens ontwikkelen voor robots?
Scott liet destijds ambigu welke personages tot de mensen behoorden en welke tot de robots, en wat dat onderscheid eigenlijk betekende. In Blade Runner 2049 is dat meteen duidelijk: Ryan Gosling, de politieman die in de toekomst op opstandige robots jaagt, is zelf een robot. Als de kwaadaardige killer Luv heeft Sylvia Hoeks ook niet veel menselijks.
Hoeks is enorm op dreef als ijskoude, maar intrigerende slechterik: ze speelt de meest overtuigende rol van de hele film. Dat regisseur Denis Villeneuve de rol van de schurk aan een Nederlandse acteur gaf – na de gedenkwaardige ‘replicant’ van Rutger Hauer in 1982 – is een mooie knipoog naar de historie.
De plot is gecompliceerd, en duidelijk bedoeld om de fans ertoe te verleiden de film twee of drie keer te gaan zien. Er blijven ook voldoende lijntjes open, om bij afdoende succes vervolgfilms uit de grond te stampen.
Blade Runner 2049 negeert niet dat er heel wat jaren zijn verstreken sinds de eerste film: de terugkeer van Harrison Ford in zijn rol van destijds, als politieman Rick Deckard, levert onvermijdelijke, maar mooie pathos op.
Toch is deze Blade Runner helemaal bij de tijd. De film volgt het pseudo-religieuze, kitscherige scenario van veel hedendaagse superheldenfilms. Er is sprake van een mysterieus kind dat is geboren en misschien wel over speciale krachten beschikt om nieuw licht in de wereld te brengen. De eerste Blade Runner blies destijds aanzienlijk minder hoog van de toren; die film was een kruising van slimme sciencefiction en film noir met zijn cynische speurders, femmes fatales en rokerige nachtclubs. In die wereld bestond de illusie niet dat er nog zoiets in het vat zou kunnen zitten als verlossing. Zo’n inzet waarin niet minder dan het heil van de wereld op het spel staat, maakt het ook vrijwel onmogelijk om af en toe nog een grapje te maken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/10/data20493121-b10779.jpg)
De technologisch-filosofische kwestie is deze keer niet zozeer de verhouding van mens en robot als de aard van virtual reality: kunnen we echte ervaringen nog wel onderscheiden van ervaringen die we alleen virtueel meemaken? Is virtuele seks bijvoorbeeld te beschouwen als echte seks? De film heeft in dat opzicht overeenkomsten met Her, de film van Spike Jonze over een man die verliefd is op het besturingssysteem van zijn computer.
Regisseur Denis Villeneuve haalt alles uit de kast voor zijn meest ambitieuze – of pretentieuze – film tot nu toe. Dat blijkt alleen al uit de bespottelijke lengte van de film: twee uur en drie kwartier. Scott kwam bij de drie verschillende versies die hij in de loop der jaren van Blade Runner monteerde, nooit boven de twee uur uit.
Scott hanteerde een traag, beschouwend tempo en Villeneuve volgt hem daarin. Bij Scott leidde dat tot een lome, dromerige, weemoedige film; bij Villeneuve tot een fraaie, maar statische en formele beeldenparade. Die beelden, van meester-cameraman Roger Deakins, zijn prachtig.