Twee peetvaders van de permanente tentoonstelling De Canon van Nederland (‘van hunebed tot heden’) lopen tussen de vensters, de schermen en de vitrines in de koepel bij het Openluchtmuseum te Arnhem. Jan Marijnissen, als Tweede Kamerlid voor de SP in de jaren negentig vurig pleitbezorger van een nationaal historisch museum. En hoogleraar Frits van Oostrom, in de jaren negentig voorzitter van de commissie die de vijftig ‘vensters’ van de canon van de Nederlandse geschiedenis voor het onderwijs ontwikkelde.
„Ik voel me als de geestelijk vader van een boek dat nu verfilmd is”, zegt Van Oostrom – en hij zegt erbij dat hij zich voorneemt deze oneliner vaker te zullen gebruiken. Verfilmd is het goede woord, want op de alomtegenwoordige schermen zijn films te zien van tollende negentiende eeuwers tot brij-etende hunebedbouwers en de hele Gouden Eeuw er tussenin.
Deze zaterdag opent de tentoonstelling. Marijnissen, van Oostrom en andere genodigden zagen haar vrijdagavond.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/09/data20284573-a27f51.jpg)
Van Oostrom had zich in eerste instantie zorgen gemaakt, zegt hij, toen hij hoorde dat ‘zijn’ vijftig vensters van de canon de basis zouden vormen van een tentoonstelling. „We hebben die vensters bedacht voor het onderwijs, niet voor een museale opstelling.” Op de scholen zijn de vijftig vensters en de tien tijdvakken waarin de Nederlandse geschiedenis zijn verdeeld, in de loop der jaren goed verankerd. „Ik was bang dat het museum er mee weg zou lopen.”
In juni was Van Oostrom uitgenodigd in het Openluchtmuseum waar al een deel van de opstelling te zien was. „Ik kwam er gerustgesteld vandaan. De enorme kracht van de technologie is overweldigend. Je wordt hier gewoon meegesleurd. Als historicus gebruik je niet licht de term ‘vooruitgang’, maar deze technieken zouden ook in het onderwijs veel van de geschiedenis inzichtelijk maken.”
Hij memoreert de historicus Johan Huizinga, die aan het begin van de negentiende eeuw zo sceptisch was over het nieuwe medium film, dat hij de overheid desgevraagd adviseerde vooral geen films te archiveren. „Zo zie je maar dat ook een groot historicus zich kan vergissen als het om nieuwe technologie gaat.”
Jan Marijnissen staat voor een immense wand met tableaus waar alle vensters van de canon te zien zijn. Elk venster kan worden aangeklikt voor nadere informatie, inclusief connecties tussen de tijden. De wand is door directeur Willem Bijleveld gekarakteriseerd als „de Mount Everest van presentatietechniek”. Marijnissen is naar eigen zeggen „overweldigd”.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/09/anp-53347681.jpg)
Toch, gevraagd of deze tentoonstelling de vervulling is van zijn gedroomde Nationaal Historisch Museum, trekt hij een wat spijtige grimas. „Het is hier, met alle respect voor de makers, toch bescheiden.” Het Nationaal Historisch Museum is door gekonkel tussen steden en musea nooit voorbij de oprichtingsfase is gekomen. Marijnissen had er een opvoedend doel mee voor ogen – niet alleen voor kinderen, maar voor heel Nederland. Zijn voorbeeld was het Haus der Geschichte in Duitsland, meer een instituut dan een museum, laat staan een tentoonstelling. „Daar worden debatten gehouden, onderzoeken geïnitieerd. Het Nationaal Historisch Museum had een werkplaats moeten worden, waar Nederland met zijn geschiedenis aan de slag kon gaan. Niet om rechtstreeks lessen uit het verleden te trekken, maar om historisch besef aan te kweken.”
Maar hij is „zielsgelukkig dat dit er is”, zegt Marijnissen. De Canon van Nederland is in elk geval „een aanvulling” op de historische collecties die Nederland al kent. En er is altijd ruimte voor „een volgende stap”. Misschien, zegt hij, dat in het auditorium wel de debatten kunnen worden gehouden waarvan hij ooit droomde dat ze in het Nationaal Historisch Museum zouden klinken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/09/data20308417-47eabf.jpg)