Dat er nooit over relaties gesproken wordt, schreef iemand in De Groene. Nu ja, er wordt volop over relaties gesproken, maar dat bedoelde hij niet, hij bedoelde: niet in voorlichtende en al helemaal niet in normerende zin. Veel huwelijken lopen stuk, en kinderen uit kapotte huwelijken hebben, zo leek onderzoek aan te tonen, een grotere kans om te ontsporen en problemen te geven dan kinderen die in een compleet gezin leven. Er moest weer gesproken worden over het belang van een stabiele relatie. Niet te bang zijn voor moralisme.
Ik las, alweer een poosje geleden, een boek van een jonge Duitse, Nadine Ahr, dat De belofte heet. Het gaat over haar grootvader. Ze schrijft over de tijd dat haar grootouders trouwden, kort na de Tweede Wereldoorlog: „Je ging een verplichting aan. Je beloofde elkaar geen eeuwige liefde, maar je beloofde dat je je, wat er ook zou gebeuren, om de ander zou bekommeren.”
Wij geloven niet meer zo erg in plicht in een huwelijk. Wij geloven in zelfontplooiing en vooral, misschien meer nog dan in liefde, in geluk en genot. Het leven moet leuk zijn.
In een memoir van een Amerikaanse vrouw, Nina Riggs, nog geen 40 en kankerpatiënte, vertelt ze hoe haar vriendin Ginny, eveneens kankerpatiënte, toen ze op een avond haar bed uitkwam om een glas water te halen, haar man op de slaapbank aantrof met een goede vriendin. Niet leuk natuurlijk. Maar de vanzelfsprekende conclusie was dat ze nu moest scheiden. „Ik was toe aan een scheiding om mijn gedachten af te leiden van de kanker”, appt ze sarcastisch. Ook voor Riggs, intussen overleden, lijkt het dan volstrekt vanzelfsprekend dat er nu dan dus gescheiden gaat worden. Is dat iets Amerikaans? Of denken Nederlandse mannen en vrouwen ook zo? Ik vond het een onthutsend verhaal.
Veel huwelijken die goed gaan, komen uit op kameraadschap en bekommernis. Dat kun je zeker liefde noemen, maar het is niet die allesoverschreeuwende liefde. Het is anders, je trekt samen op. In het Grieks heet een echtgenoot of echtgenote zo: samen onder een juk. Samen trekken aan wat het is dat je meesleept. Mensen zijn bij elkaar omdat ze elkaar kennen en vertrouwen, omdat ze plezier hebben met elkaar, omdat ze zoveel delen, aan grapjes, geschiedenis, zienswijzen, manieren van praten. Ach en om zo veel meer dat zich onuitlegbaar diep tot in de kleinste vertakkingen van iemands bestaan gevestigd heeft. Hoe kan iemand dan zo ruw vanzelfsprekend een scheiding aangaan?
Veel huwelijken die goed gaan, komen uit op kameraadschap en bekommernis
Het krakende geluid als je een plantje uit de aarde trekt. Al die kleine worteltjes die afbreken.
Plicht, liefde, geluk – al die woorden zijn veel en veel te groot. Er is natuurlijk veel voor te zeggen dat mensen die samen kinderen hebben gekregen de opvoeding niet opgeven omdat ze hun geluk elders gaan zoeken. Dan is het goed als het baken ‘plicht’ ook ergens aan de horizon staat. Maar wat iedereen denkelijk hoopt, is iets veel gewoners. Een evenwicht waarin iemand niet meteen naar de scheidingspapieren grijpt maar gewoon boos is, en ook begrip heeft, en ook verdriet, en al die ingewikkelde gevoelens die we nu eenmaal hebben.
Judith Herzberg schreef toen ze jong was: „Zoveel wordt bij het winnen ook verloren/ lerend liefdes heel te houden, vergeet je/ hoe ze horen.”
Misschien komt met het ouder worden het inzicht dat dat niet waar is. Dat je leert hoe ze horen door vol te houden, te vallen en weer op te staan. En mocht iemand dan het gewicht echt niet meer verder kunnen trekken, dan is dat erg genoeg. Misschien hebben we geen moralisme nodig maar ernst.