Toen ik vanmiddag in mijn ochtendjas op het balkon stond om mijn verzameling dode planten te herschikken, diende zich een raadsel aan. Uit het openstaande slaapkamerraam van onderergensachterburen – ze wonen ergens aan de achterkant schuin tegenover mij maar dan een aantal verdiepingen lager – kwam gekrijs. Daar hoorde ik geenszins van op. Er komt wel vaker gekrijs uit hun raam. Uit welk raam niet? Enkel glas in deze tochtige schuren. Getier en gejammer hebben daar geen boodschap aan, aan enkel glas. Zeker getier niet, dat wil altijd ergens heen.
Ik heb die buren nog nooit gezien, zou werkelijk niet weten hoe ze eruitzien, maar bij een auditieve line-up pluk ik ze er zo uit. Ze maken heftig ruzie. Na een kortstondig moment van nieuwsgierigheid naar waar de ruzie over gaat volgt eigenlijk altijd een droevig gevoel. Ook omdat mijn nieuwsgierigheid nooit beloond wordt, ze zijn werkelijk niet te verstaan.
Vandaag was dat anders. Kan de wind geweest zijn, of een gebrek eraan. Een nuffige duif vloog koeltjes langs mijn tentoonstelling en wierp een meewarige blik op mijn zwart geworden narcissenstruikje. Hier ging hij niet landen, daar waren zijn stomppootjes te chique voor. ‘Joe. Prima’, dacht ik. Ik mik ook meer op kraaien.
Ik verplaatste een mossige pot waar twee kale takken uitstaken om te kijken of die takken misschien beter tot hun recht zouden komen naast een bloempot vol sigarettenpeuken. Dat was zo. „SEAN!!” gilde de onderergensachterbuurvrouw vrij onverwacht op een toonhoogte die het raam als glaspoeder de buurt in had geblazen, als het niet al open had gestaan. Mijn pissebedden – die momenteel onder de mossige pot bleken te leven – en ik, keken elkaar geschrokken aan. „There is a pile of pasta in the bathroom!! You can’t fucking make such a mess!!”
Was het een manshoge verrassing achter het douchegordijn?
Een berg. Van pasta. In de badkamer? En Sean – hij heet eigenlijk anders, maar: privacy – heeft die berg, volgens haar, gemaakt? Voor zijn lol? Hoe groot is die berg? Was het een manshoge verrassing achter het douchegordijn? Of een piramideachtig sculptuur ter grootte van een doorsnee-emmer? Heeft hij er alle pasta uit de voorraadkast voor nodig gehad of overviel hem de neiging een bergje van pasta te maken toen hij naar overgebleven deegslierten keek omdat zij weer eens ineens niet meeat?
Als hij er zijn best op gedaan heeft is het ronduit onaardig om het rommel te noemen. Of betrof het een per ongeluk omgevallen pannetje pasta dat hij door de wc had willen spoelen? ‘Was er sprake van saus?’ leek mijn dikke pissebed zich af te vragen. Sean probeerde uitsluitsel te geven: „I was just…” Om aan te geven dat een verklaring voor wat zij zojuist geconstateerd had bijkans onmogelijk was en ook zéker te vroeg kwam, herhaalde ze het nog maar eens. „THERE IS A PILE OF PASTA IN THE BATHROOM!”
Lul je daar nog maar eens uit.
„I was coughing”, zei Sean mismoedig. Er viel een korte stilte waarin de pissebedden, de buurvrouw en ik ons waarschijnlijk een voorstelling probeerden te maken van Sean die een berg pasta ophoest. „I don’t believe ANYTHING you say!” krijste de onderergensachterbuurvrouw voor ze een deur dichtsmeet. De pissebedden rolden zich een voor een op. Ik plaatste de mossige pot maar weer terug zodat die arme gasten even konden rusten.
„I was coughing…” klonk het nogmaals van ergens achter beneden. Ik schoof kapotte tuinverlichting opzij en ging met een hoofd vol pasta/hoest-scenario’s zitten op mijn bankje. De buurjongen begon piano te spelen en een lichte motregen daalde neer. Het was al met al erg jammer dat er nu geen kraai voorbij vloog.