‘Verstikkend particulier’, zo noemt Thomas Heerma van Voss de aanzet van de roman die hij ooit wilde schrijven over zijn site Hiphopleeft. Die roman kwam er nooit; wel het essay ‘Mijn roman over Golden Boy’. Het is een van de twee beste essays in de bundel Plaatsvervangers, waarin Thomas Heerma van Voss, auteur van enkele goed ontvangen romans, over muziek schrijft aan de hand van zijn persoonlijke ervaringen.
Dat die particuliere invalshoek glad ijs is, bewijzen de andere essays in de bundel. Het zijn er in totaal vijf; behalve de twee geslaagde stukken mislukt het ook twee keer en is een vijfde stuk half geslaagd.
Heerma van Voss beschrijft hoe de redactie van Vrij Nederland en een uitgeefster niet snappen wat hij met die persoonlijke benadering wil. Volgens de auteur willen ze hem over muziek laten schrijven in relatie tot de tijdgeest.
Eigen vorm
Overtuigend maakt hij duidelijk dat muziek heel vaak niets over een tijdgeest zegt. Er zijn uiteraard nog veel meer manieren om over muziek te schrijven, en dus houdt Heerma van Voss vast aan zijn eigen vorm.
Die particuliere invalshoek werkt niet wanneer hij probeert uit te leggen waarom hij zo’n liefhebber is van het werk van Damon Albarn, de zanger van Blur en Gorillaz. Het is een verhaal over afstand. De afstand die Albarn zoekt ten opzichte van zijn publiek en de afstand die Heerma van Voss in zijn tienerjaren zoekt in zijn contact met meisjes. Dat is nog wel een aardige vergelijking, maar de enorme lappen tekst die hij nodig heeft om uit te leggen waarom hij Albarn zo goed vindt, maken het zwaar voor de lezer. Fanatiekere muziekliefhebbers zullen er geen nieuws in lezen en de nodige kanttekeningen kunnen maken bij de beweringen die Heerma van Voss doet.
Helemaal fout gaat het in de vergeefse poging om de edelkitsch van soundtrack-componist Hans Zimmer in een essay goed te praten. Heerma van Voss probeert van alles, maar weet nergens de lezer te overtuigen waarom die muziek nu zo goed is in plaats van plat bombastisch en louter in dienst van films. Omdat hij voor deze pogingen heel wat pagina’s inruimt, vraag je je af waarom hij dit zo graag wil opschrijven.
Evenmin weet hij zijn fascinatie voor rapper Tim Dog overtuigend weer te geven. Al is daar de vergelijking wel erg mooi gevonden tussen een jonge Heerma van Voss die verleid wordt door de muziek van Tim Dog en de rapper in kwestie die later, als hij muzikaal flink is afgezakt, vrouwen verleidt en hen financieel oplicht.
Golden Boy
Het kan wel, dat persoonlijke verbinden met de muziek. Dat blijkt uit het mooie ‘Mijn roman over Golden Boy.’ De geschiedenis van zijn hiphopsite Hiphopleeft wordt een verhaal van een jongen die een poging doet om bij een wereld te horen die de zijne niet is. Het lukt Heerma van Voss niet om aansluiting te vinden. Zijn medewerker ‘Golden Boy’, Rob van den Aker, lukt het wel. Heerma van Voss schrijft dit heel sterk op: zijn gestuntel, het verschil met Van den Aker en de wens om bij de hiphopgemeenschap te horen.
Dit thema is zelfs nog beter uitgewerkt in het laatste essay, ‘Op zoek naar de Ghetto Bill Gates’. Dit gaat over een reis naar New Orleans om daar rapper, zakenman en poenerige patser Master P te interviewen. Een nerveuze Heerma van Voss laat zich als een angstige gettotoerist in een taxi door de achterbuurt van New Orleans rijden, voelt de hele tijd of hij al zijn geld nog heeft en is bloednerveus om de man te ontmoeten van wiens platenlabel hij zo ongeveer alle albums heeft gekocht.
Ook hier gaat het over de fascinatie voor Amerikaans bendegeweld van een jongen die zelf opgroeide in een veilige, welgestelde omgeving. Dan is hij op zijn best: als hij niet wil overtuigen waarom hij bepaalde muziek goed vindt, maar het gewoon bij beschrijven laat. Het is jammer dat dit slechts in twee van de vijf gevallen helemaal goed uit de verf komt.