Door de stromende regen, alsof de orkaan Harvey even de oceaan is overgestoken, loop ik in Londen naar de Hilton Tower Bridge waar ik Tori Amos zal interviewen.
Tori Amos!
De Amerikaanse zangeres die ik al jaren bewonder.
Ook al is niet elke plaat raak, ze steekt telkens weer haar nek uit. Ieder album klinkt anders, de composities zijn altijd gedurfd en speels, met af en toe een echo van Amos’ helden Led Zeppelin en Claude Debussy.
De teksten van Amos, beïnvloed door dichters als Emily Dickinson en Rimbaud, onderscheiden zich door hun vindingrijkheid en gelaagdheid. Amos kaart thema’s aan als onderdrukking en afwijzing, zonder in de slachtofferrol te kruipen. Veel artiesten zijn schatplichtig aan haar: Antony and the Johnsons maar ook Lady Gaga en, jawel, Taylor Swift.
En nu is er een nieuw album (haar vijftiende), getiteld Native Invader, een verwijzing naar Trump maar ook naar Amos’ afkomst: ze stamt deels af van Cherokee-indianen. Een plaat die het opneemt voor de aarde. Ondanks haar bezorgdheid over de wereld is Amos (54) tijdens het interview vrolijk en warm. Ze maakt grappen over Star Trek, ze slaat af en toe met haar vuisten op haar borst om haar punt kracht bij te zetten, maar ze is vooral rustig en bedachtzaam.
Uw nieuwe album gaat over de grote crises van deze tijd. Hoe kan muziek ons daarin helpen?
„Muziek kan je sterken, je zinnen verzetten. Stel, je zit in de metro, in een bepaalde stemming. Klaar om iets te zeggen of te doen wat je band met iets of iemand echt permanent kan veranderen. Muziek kan je dan helpen sterk te zijn, of de boel nog een keer te overdenken. Ze kan nieuwe perspectieven bieden. Ze kan je opnieuw leren luisteren.”
Ik heb het idee dat tegenwoordig niemand nog iets van een ander aanneemt.
„Nou, ze, dat wil zeggen de machthebbers, willen dat we elkaar niet meer vertrouwen. Ze hebben baat bij onze verdeeldheid. Bij het feit dat de mensheid één grote toren van Babel is, waar iedereen langs elkaar heen praat. Zodat het niemand nog opvalt hoe de machthebbers hun woorden verdraaien en ons manipuleren. Om dat te voorkomen zit er niets anders op dan het gesprek met de ander toch weer aan te gaan. We moeten weer leren om iets met elkaar op te bouwen. Dat is moeilijk en kost tijd. We moeten de taal weer haar zeggingskracht teruggeven.”
Taal is een hoofdthema op de plaat. Afgelopen jaar kreeg haar moeder Mary Ellen Amos (87) een beroerte, waardoor ze niet meer kan praten. Amos heeft altijd gezegd dat ze haar liefde voor tekst van haar moeder meekreeg. Via haar maakte ze kennis met literatuur, met Emily Dickinson en William Faulkner. Over de beroerte zingt Amos in het het hypnotiserende ‘Mary’s eyes’: „What’s behind Mary’s eyes, patterns matter, stringing sequences together, matters to bring her back to life.” Ik vraag haar hoe het is dat degene die haar de taal schonk, zelf niet meer kan spreken. Het blijft lang stil.
„Het beïnvloedde mijn schrijven. Spreken heeft voor mijn moeder alle vanzelfsprekendheid verloren, dus je gaat nadenken over de waarde van ieder woord. Over wat je zelf zegt, maar ook over wat anderen tegen je zeggen. Je leert beter luisteren.”
Ik zie dat de jeugd langzaam aan ontwaakt.
Uw album gaat ook over Trump. Hoe reageerden de fans op de uitslag van de presidentsverkiezingen?
„Honderden schreven me, over hoe bezorgd ze waren, dat ze een spreekbuis nodig hadden. Er zijn bewegingen gaande die het volk willen domineren – zowel vanuit links als rechts. Sommige zakenlui, oligarchen, willen zelfs de lakens uitdelen zonder deel uit te maken van de overheid, om zo onzichtbaar te kunnen blijven. Hun invloed reikt ver. Veel fans waren ook bang over de gevolgen voor het Amerikaanse schoolsysteem. Muziekles wordt bijvoorbeeld niet langer gegeven op de middelbare school in Amerika, en andere vakken die je helpen je denken te scherpen – kunst, literatuur, filosofie – komen steeds minder aan bod. Denktanks met hun eigen agenda bepalen al jarenlang het curriculum. Leerlingen leren nog wel hoe ze sommen moeten oplossen, maar niet hoe ze vragen moeten stellen. En zo creëer je een bevolking die je onder de duim kan houden.”
Dat klinkt enorm als ‘1984’.
„Ja, maar het gebeurt dus echt.”
U schreef erover in ‘Bang’: „the world now traumatised by a cluster of hostile humans who signed with their warlords of hate”. Kunnen we nog iets doen?
„Ik zie dat de jeugd langzaam aan ontwaakt. Ze wordt wakker geschud door de heftige beslissingen die de volwassenen voor hen nemen. Toen Amerika zich terugtrok uit het klimaatverdrag was dat voor veel jongeren een enorme klap. Het idee dat de generatie van hun ouders hun toekomst helpt om zeep te brengen valt moeilijk te verstouwen. Ze worden daardoor alert. Wanneer de tieners ontwaken mogen de oligarchen ongerust worden. Want die kunnen zich gaan organiseren en van zich laten horen. Via sociale media, maar ook via kunst.”
U maakte met uw dochter (de 17-jarige Natashya Hawley studeert zang aan de Sylvia Young Theatre School in Londen) een nummer over de klimaatverandering, ‘Up the Creek’.
„Tash en ik waren zo geschokt dat Amerika het klimaatverdrag links liet liggen, dat we onze frustratie wel in muziek moesten omzetten.”
Dat is een bijzonder nummer geworden. Je zou verwachten dat een muzikant na het mislukken van een klimaatakkoord een klaagzang schrijft, maar dit nummer knalt de speakers uit.
„Dank je! We wilden een mix van oud en nieuw. Het mixt oude indiaanse instrumenten met nogal wat elektronische instrumenten. Jong en oud moeten de handen ineenslaan om de aarde te kunnen behouden.”
Amos sprak zich op eerdere albums al over diverse wereldwijde gebeurtenissen uit: tegen de war on terror van George Bush, de aanslagen van 9/11, maar nog nooit zo expliciet als op Native Invader.
Zo schreef Amos voor dit album het nummer Benjamin, naar aanleiding van de Amerikaanse tiener Kelsey Juliana, die de staat Oregon aanklaagde omdat deze er niet in slaagde milieuvervuiling te voorkomen. Daarover zingt Amos: „campaigns funded by the fossil industry to give them global mastery, sucking hydrocarbon from the ground, those pimps in Washington are selling the rape of America”. Het zijn heftige teksten, op een heftig album, dat heen en weer beweegt tussen het persoonlijke en het publieke.
U wilde aanvankelijk geen album maken over de problemen en conflicten van deze tijd, maar het is toch gebeurd. Bent u tevreden met het resultaat?
„Ja, ik moest dit doen. Muziek kan een geluidstuin zijn, waarin dingen zitten die je kunnen voeden. Daarom maakte ik dit album. Met verschillende dingen waar elke luisteraar iets uit kan plukken. Natuurlijk zijn er paddo’s, maar ook perziken, knoflook, netels om netelthee van te maken. Er is geen gif, er zijn geen geheime vallen om je te bezeren, maar wel geheime plekken waar je iets kan vinden wat je helpt. Het album gaat niet om bezeren, aanklagen. Het gaat om voeden. Je sterken. Dat doet goede muziek, en ik hoop dat dit album dat ook doet. Een veilige plek waar iedereen iets anders uithaalt. Als je het nodig hebt, is het er.”