In veel rechtbanken zijn de stoelen verankerd – soms onderling met een kabel, soms aan de vloer. Het is een reactie op een incident uit november 2014 toen een boze vader uit het publiek een stoel naar een strafrechter in Roermond wierp. Die had voor het doodrijden in het verkeer van zijn tweejarige dochter 120 uur taakstraf opgelegd. De stoel miste, maar de schrik zit er in alle rechtszalen sindsdien in.
Ik zie slachtoffers vaak achterin de zaal zitten, vlak bij de deur, om snel weg te kunnen. Soms zit men liever op het balkon – daar is geen oogcontact met de verdachte, de pers of familie en vrienden van de verdachte. Vaak houdt de bode de groepen ook uit voorzorg uit elkaar. Niet iedereen durft ook z’n eigen verklaring voor te lezen. Het is opvallend hoe koest men zich houdt. Heel soms hoor je een snik, of een gedempte kreet. Eén keer ontlaadde de spanning zich in een scheldpartij, bij het sluiten van de zitting.
Eerder dit jaar zat ik opeens zelf als slachtoffer in de rechtszaal, althans als ‘familie van’. Dit ging om een aangifte door een zoon. Maar ik maakte me geen zorgen. Ik woonde beroepshalve vele strafzaken bij. Hoe zou deze me nog kunnen verrassen? Maar halverwege vluchtte ik de zaal uit, duizelig en benauwd. Ik stond op de gang en zocht naar iets om tegen te slaan of om mee te smijten. Nu was ik eens zèlf direct geraakt, en hard ook. Eén van mijn zoons was als werknemer in een studentencafé ’s nachts aangevallen en mishandeld. De politie was gebeld, de verdachten zaten een nachtje vast en nu, een half jaar later, was de politierechter aan de beurt. Routinezaak, dacht ik. Horecageweld. Taakstraf dus. Gaat altijd goed. Niks bijzonders.
Steeds weer werden de bewakingsbeelden afgedraaid, waarop de mishandeling te zien was
Mijn zoon had gevraagd of ik naar de zitting wilde. Die éne nachtelijke confrontatie was hem genoeg geweest. Tot aan het incident had hij altijd alle conflicten met dronken, doorgesnoven of agressieve types weten te hanteren. Er was ervaring en zelfvertrouwen in zijn team. Maar nu was hij op het nippertje bij de deur gered door een collega – van verwurging door een boze klant die zich aan de bar had misdragen en eruit moest. Hij was even doodsbang geweest. Een paar dagen na het incident drongen de twee verdachten via Facebook er op aan om de aangifte in te trekken. We zijn toch allemaal studenten, was hun argument. Straks moeten we op stage en dan is een VOG, de gedragsverklaring, nodig. Het gaat om onze toekomst, zeiden ze.
Ik weet niet meer hoe ik op die gang belandde. En ook niet hoe ik buiten ben gekomen. In de afgelopen zomer, met niks aan m’n hoofd, droomde ik er over – ik werd klam wakker, met gebalde vuisten. De zitting zit als een film in m’n hoofd. Hoe kon dit? Achteraf heb ik twee verklaringen. Eén: de advocaat koos voor ‘blaming the victim’ en brak zonder reserve reputatie, gedrag, houding en de beslissing van het slachtoffer af. Mijn zoon, met mijn naam dus, keer op keer. Die zou moeten worden vervolgd – niet zijn cliënten. De advocaat ging tekeer, beloofde aangifte. Ik was sprakeloos, beledigd, geïntimideerd maar ook furieus. Hier werd het slachtoffer onweersproken, op z’n Amerikaans geroosterd. Twee: steeds weer werden de bewakingsbeelden afgedraaid, waarop beeldje voor beeldje, de mishandeling te zien was. Ik schrok, en schrok, en schrok. Het hield niet op. Toen ik buiten stond bij te komen, kwam binnen de politierechter tot een oordeel. Vrijspraak, met een soort van waarschuwing. Ze was niet overtuigd door het bewijs.
Over de zaak, de zitting en de nasleep kan ik uitweiden, maar dat hoort hier niet. Ik ben parti pris. Mijn punt is dat niemand weet wat een slachtoffer voelt totdat je het zelf bent geweest, of er vlakbij was. Ik was echt ontoerekeningsvatbaar. Goed dat die stoelen vastzaten.
Wat me sindsdien als een steen op de maag ligt, zijn de risico’s die een slachtoffer ín de rechtszaal loopt. Moet je daar wel heen willen gaan? Ik ben er niet uit. Je zit onbeschermd, het is vrij schieten. Ik ga niet meer, als het m’n naasten betreft. Mail de uitslag maar. Eén keer was genoeg. Nee, al veel te veel.