Aluminium maken blijft een worsteling

Faillissement Klesch Aluminium Delfzijl, het voormalige Aldel, is wederom failliet. Hoe kan dat, als de aluminiumprijzen goed zijn?

In 2015 startte de Amerikaanse durfinvesteerder Gary Klesch aluminiumgieterij en -smelterij Aldel in Delfzijl toch weer op, met de helft van de ovens en de helft van de werknemers.
In 2015 startte de Amerikaanse durfinvesteerder Gary Klesch aluminiumgieterij en -smelterij Aldel in Delfzijl toch weer op, met de helft van de ovens en de helft van de werknemers. Foto’s Kees van de Veen

Zou Gary Klesch straks weer op de stoep staan om zijn eigen bedrijf nog eens op te kopen? „Ik denk het niet”, zegt curator Erik Eshuis van advocatenkantoor Trip die – weer – het faillissement afhandelt. „Hij is ook weer wat ouder, ik vraag me af of hij er nog zin in heeft. Ik zie het voordeel voor hem niet. Maar goed, dat zag ik de vorige keer ook niet.”

Dinsdag sprak de rechtbank Groningen voor de tweede keer het faillissement uit van Klesch Aluminium Delfzijl, de aluminiumsmelter in het uiterste hoekje van Nederland, aan de Dollard pal tegenover Duitsland. Een doorstart is goed mogelijk, zegt de curator, er lopen gesprekken met meerdere gegadigden. De aluminiumprijzen zijn immers goed.

Maar waarom is de smelter dan toch weer failliet?

Gedeukte ovens

Gary Klesch is de 70-jarige Amerikaanse durfinvesteerder die in 2009 het noodlijdende Aldel – Aluminium Delfzijl – opkocht. Toen werkten er nog vierhonderd mensen.

De redding duurde maar vier jaar, tot 2013. Curator Eshuis moest destijds de weg vinden uit een labyrint vol holdings, dochters, meerdere moedermaatschappijen, wederzijds uitstaande leningen met en zonder zekerheden, pandrechten, woedende leveranciers en verdwenen subsidies van het havenbedrijf en de provincie Groningen. Eshuis: „Ik was alleen maar brandjes aan het blussen.”

Duidelijk werd dat Klesch het uiterste uit het bedrijf had gehaald, zonder zelf al te veel te investeren. Hij liet zwaar verouderde fabrieken achter, met gedeukte ovens die aan vervanging toe waren.

Het waren de stroomprijzen die Klesch Aluminium Delfzijl in 2013 nekten, zei de durfinvesteerder toen zelf. Aluminium is gestolde elektriciteit. In de elektro-ovens gaat het poederachtige aluinaarde, dat met stroom – 120.000 ampère – wordt verhit tot 980 graden. Het resultaat is kokend aluminium.

Dat kost extreem veel stroom. Nu was in 2013 in Duitsland, twee kilometer verderop, de energie veel goedkoper. Dat vond Klesch oneerlijk. Hij stak geen nieuw geld in het bedrijf en liet het failliet gaan, tot onvrede van de subsidieverstrekkers. Curator Eshuis zei destijds tegen deze krant: „De provincie is niet meer zo enthousiast over de heer Klesch.”

In 2015 startte de Amerikaan het bedrijf toch weer op, met de helft van de ovens en de helft van de werknemers, die ook een kwart minder betaald kregen.

Deze keer ligt het faillissement aan grondstoffenbedrijf Noble, verklaart Klesch nu. Noble was sinds de doorstart leverancier én afnemer van de fabriek, de enige. Klesch en Noble zouden allebei investeren, maar daar kwam onenigheid over. Einde oefening.

Niet willen investeren

FNV-bestuurder Albert Kuiper ziet het anders. „Klesch weigert gewoon te investeren. Hij komt zijn deel van de overeenkomst niet na. De helft van de ovens staat nog steeds uit.”

De doorstart stak als volgt in elkaar, legt de curator uit. „Klesch werd eigenlijk een bewerker voor Noble, dat de aluinaarde en stroom leverde en de aluminium afnam. De partijen hadden afgesproken dat er zoveel megawattuur stroom zou staan voor zoveel ton aluminium. En dan geldt: hoe meer je produceert, hoe lager de stroomprijs per ton is. Als je dat niet doet, dan blijft de prijs hoog.”

Klesch wilde niet investeren, hij liet afgelopen jaren de helft van de ovens uitstaan. Niets werd vervangen. Gevolg: hij moest bijbetalen voor de extra stroom die hij nodig had. Eshuis: „Dat kon of wilde hij niet. In ieder geval: hij betaalde dat niet aan Noble. Dat schoot Noble, zelf ook in zwaar weer, in het verkeerde keelgat. Die ging dat verrekenen. Dan schiet je snel door je liquiditeit.” Gevolg: conflict. „Het leek net een echtpaar.”

Karsten Pronk, directeur van de fabriek die hij de komende tien weken draaiende moet houden, wil nog wel iets toevoegen. „Door deze deal met Noble met vaste tarieven kon Klesch ook niet profiteren van de verbeterde markt.” Begin 2018 loopt deze deal af. Maar ook Pronk geeft toe: net als Noble investeerde Klesch ook niet. „Je moet bij wijze van spreken elke week een oven vervangen. Dat gebeurde sinds eind vorig jaar niet. Dan verlies je capaciteit.”

Het gaat niet alleen over niet willen investeren, vindt Kuiper van FNV. „Klesch trekt er alleen geld uit.” Hij wijst op een lening van 1,5 miljoen van het moederbedrijf aan de smelter die nog net voor het faillissement zou zijn opgeëist.

Ja, zegt curator Eshuis, er was begin augustus inderdaad een betaling van Economische Zaken voor CO2-emissies binnengekomen van anderhalf miljoen. Meerdere bedrijven krijgen dat, ter compensatie van emissierechten. „Ik heb begrepen dat dat maar een uurtje op de rekening heeft gestaan.” Maar, wil hij er bij zeggen: „Er stond ook nog een kortlopende lening open. Ik moet nog uitzoeken of het onrechtmatig is.”

Het labyrint is deze keer in ieder geval niet zo ingewikkeld. Eshuis: „De schuldenlast is minder, de crediteurendruk is lager. En er zit voor deze keer geen dubbeltje overheidsgeld in.”