De beelden van wit-nationalistische mannen met Polynesische Tiki-fakkels die in Charlottesville protesteerden tegen alle minderheden die je je kunt bedenken beheersen al een week het nieuws. Het bestaan van neonazi’s verbaast me niet maar wel de bereidwilligheid van anderen, zij het media, opiniemakers of ‘gewone’ burgers – ook in Nederland – om hun beweegreden te legitimeren en in naam van tolerantie intolerantie te dulden. Het is ieders goed recht om nazi’s te verdedigen. Alleen, waarom zou je dat willen?
Ze marcheerden met hakenkruizen getatoeëerd op hun lichaam, brachten de nazigroet, scandeerden racistische en antisemitische leuzen als ‘Jew will not replace us’, vermoordden een vrouw en verwondden anderen. Wie het onomstotelijk bewijs van nazisme in de withete woede van ‘alt-rechts’ niet herkent, steekt waarschijnlijk ook neuriënd de vingers in de oren bij het horen van het Horst Wessellied.
Het is ieders goed recht om nazi’s te verdedigen. Alleen, waarom zou je dat willen?
De aanleiding van het extreem-rechtse protest was het debat over het verwijderen van het controversiële standbeeld van de opperbevelhebber van de zuidelijke, Geconfedereerde Staten, Robert E. Lee. Volgens sommigen triviaal, maar het raakt aan fundamentele vragen over welke delen van de geschiedenis belicht zijn en over imperialistische plunderaars die gelauwerd worden. Dat laatste is alsof je belaagd wordt en iemand een portret van de belager op je schoorsteenmantel plaatst.
Ik was afgelopen week in Parijs en bezocht de tentoonstelling Art/Afrique in Fondation Louis Vuitton. Een samenstelling van voornamelijk sub-Sahara-kunstenaars die Afrika in zijn meest mutilaterale vorm vertegenwoordigen. Een van de werken was van fotograaf David Goldblatt. Hij ving het moment in 2015 waarop het standbeeld van Cecil Rhodes, architect van de apartheid, in Kaapstad werd verwijderd. Een zee van mensen in zwartwit, met mobieltjes, in het midden een hijskraan. #RhodesMustFall was de eerste dominosteen in een wereldwijde beweging van universiteitsstudenten en activisten die eisen dat de publieke ruimte en het curriculum gedekoloniseerd wordt.
Dergelijke symbolen zijn onderdeel van de nationale identiteit en vormen de iconografie van een samenleving. Reden om het debat langs die lijnen te voeren, al lijkt het banaal. Het bestormen van de Bastille leverde slechts zeven gevangenen als ‘buit’ op, maar was niet minder cruciaal voor de Franse Revolutie. Ook in Nederland verloopt het racismedebat – dat in de essentie over educatie, gelijke kansen en representatie gaat – via een symbool, namelijk Zwarte Piet. Daarbij, als een deel van de bevolking met etnische zuivering en segregatie reageert op het verwijderen van standbeelden – met de impliciete goedkeuring van de president van de Verenigde Staten – is het debat zelf wellicht niet het probleem.
De paradox van tolerantie is volgens filosoof Karl Popper dat je – om een tolerante samenleving te behouden – intolerante burgers niet tolereert. Net zoals je onkruid, hoewel ook een plant, wiedt omdat het voedsel, licht en groei van andere planten blokkeert.
Een abject idee dat in de donkere krochten van gedachten leeft, is iets anders dan dat in het daglicht uitvoeren. Literatuurwetenschapper Edward Said stelde in zijn Reith Lectures, zijn radiolezingen voor de BBC, dat het hedendaagse intellectuelen aan voldoende moed ontbreekt om de status quo te bevragen voor onderdrukten omdat zij liever ‘objectiviteit’ en ‘professionaliteit’ fingeren.
/s3/static.nrc.nl/amerika2016/files/2017/08/pp36-alt.jpg)
Ik hoorde ergens dat voor een slachtoffer de agressor en neutrale derde partij hetzelfde zijn. Alles maar toestaan onder het mom van ‘tolerantie’ getuigt van intellectuele inertie die de destructie van diezelfde zogenaamde tolerante samenleving faciliteert. Het maakt je niet verlicht om de vrijheid van meningsuiting van neonazi’s te verdedigen maar lafhartig en medeplichtig aan de eigen ondergang.