Interview

‘Soms verlang je als moeder naar je eigen leven’

Voor haar roman Een zachte hand kreeg de Marokkaanse schrijfster Leïla Slimani de Prix Goncourt. Het boek gaat over de druk op jonge, werkende vrouwen om een perfecte moeder te zijn. „Ik wilde vertellen dat moeders niet altijd blij zijn om moeder te zijn.”

Foto Witi De Tera/HH

‘Mijn zoontje is blond met blauwe ogen, terwijl ik eruitzie als een Noord-Afrikaanse, waardoor mensen vaak denken dat ik het kindermeisje ben”, zegt de Marokkaans-Franse schrijfster Leïla Slimani. „Dat is heel grappig. Dan zit ik in het park naast andere nanny’s en dan nemen ze me heel snel in vertrouwen, omdat ze denken dat ik een van hen ben. Ze vertellen me over hun leven, over hun problemen, over hun eigen kinderen, of over de tijd in hun eigen land voordat ze naar Frankrijk kwamen. Dat is heel ontroerend en interessant.”

Leïla Slimani (35), tenger, grote bos krullen, vertelt het met glimmende ogen. Ze is enthousiast over haar werk, en ze is niet de enige. De ster van de in Parijs woonachtige schrijfster is in korte tijd tot grote hoogte gerezen. Haar tweede roman Chanson Douce (in het Nederlands verschenen als Een zachte hand, red.), over een ambitieus stel met twee schattige kinderen en een ogenschijnlijk perfect kindermeisje, verkocht 500.000 exemplaren in Frankrijk, wordt verfilmd, vertaald en ontving lovende recensies. En ze kreeg er de Prix Goncourt voor, de belangrijkste literaire prijs van Frankrijk. Sindsdien hangt haar beeltenis in Parijse bushokjes, siert ze covers van de Franse bladen en verschijnt ze op de nationale televisie.

Slimani zelf vindt het allemaal niet zo interessant. Liever vertelt ze over het leven van haar personages, Myriam en Paul, en het kindermeisje. Die staan namelijk symbool voor iets groters: de druk die jonge, werkende vrouwen voelen om de perfecte moeder te zijn, en klassenverschillen. Ze maakt zich daar zorgen over, vertelt ze in de statige salon van haar uitgever Gallimard in Parijs. Achter haar, in de gigantische binnentuin, klatert een fontein.

Wat voor opvoeding heeft u zelf gehad?

„Ik ben geboren in Rabat, in Marokko, en daar ben ik ook grootgebracht. Mijn moeder was dokter en mijn vader bankier. Ze werkten erg veel, omdat ze heel ambitieus waren. Mijn twee zussen en ik hadden daarom een nanny die bij ons in huis woonde. We noemden haar mouima, moedertje in het Marokkaans.”

Wat voor iemand was mouima?

„Zij had geen kinderen, geen man. Ze had geen leven, eigenlijk. Maar ze was wel als onze moeder. Ze sliep met ons, kookte voor ons. Zij was degene die voor ons zorgde. Mijn moeder was ook een goede moeder, heel lief, maar ze was wel altijd aan het werk. Dat was vooral nodig om te zorgen dat wij in Frankrijk zouden kunnen studeren. Mijn ouders waren geobsedeerd door onze toekomst en we moesten per se een goede opleiding krijgen. Intussen woonde mouima bij ons tot ik het huis verliet om in Parijs te gaan studeren.”

Stond mouima model voor het kindermeisje in het boek?

„Ja, absoluut. Ik kan me herinneren dat ik soms erg verdrietig was, omdat ik me ervan bewust was dat zij van ons hield alsof we haar kinderen waren, maar we waren haar kinderen niet. Ze woonde bij ons in huis, maar het was haar huis niet. Iedereen zei altijd dat mouima deel van de familie was, maar ze was geen familie. Ik was me erg bewust van die spagaat en dat die voor haar heel moeilijk moet zijn geweest.”

Uw eigen kinderen (6 jaar en 3 maanden, red.) hebben ook een kindermeisje.

Slimani lacht. „Ja, maar zij lijkt helemáál niet op het kindermeisje uit het boek. Zij is altijd heel vrolijk en fantasierijk. En ze heeft ook nog een eigen leven, met vrienden, familie, minnaars.”

Ik wilde vertellen dat moeders niet altijd blij zijn om moeder te zijn

Kaartenhuis

Het idee voor dit romanpersonage had Slimani al geruime tijd. Maar het verhaal kwam pas later, in 2012, toen ze een nieuwsbericht tegenkwam over een nanny in New York die haar oppaskinderen had vermoord. Slimani nam dat gegeven en bedacht de aanloop naar het drama erbij. De jonge, werkende ouders, hun drukke sociale levens. En het kindermeisje zonder wie het zorgvuldig opgebouwde kaartenhuis in elkaar stort. Maar over de oppas weten ze niets. Niemand is geïnteresseerd in haar verleden, haar problemen en verlangens. En daarmee gaat het boek niet alleen over de worstelingen van een modern gezin, maar ook over klassenverschillen en het egoïsme dat kenmerkend is voor het ik-tijdperk.

Herkent u zich in de moeder in het boek?

„Misschien in het schuldgevoel. Als ik mijn kinderen alleen laat, wegga voor werk, of zelfs als ik naar een restaurant ga, dan kan ik denken: wat ben ik een slechte moeder. Maar ik denk dat elke moeder daar last van heeft. Wat ik ook met Myriam gemeen heb, is ambitie. Ik wil het zo goed mogelijk doen, omdat ik zo ben opgevoed. Maar ik ben niet zo angstig als zij. Ik ben makkelijker en gelukkiger. Myriam stelt zichzelf veel vragen, ze wil altijd iets anders, of meer.”

Uw boek raakt aan een taboe: toegeven hoe moeilijk het is om werk en kinderen te combineren.

„Ik wilde vertellen dat moeders niet altijd blij zijn om moeder te zijn. We houden zielsveel van onze kinderen, spelen graag met ze en dat is geweldig. Maar soms wil je het huis uit zonder kinderen, en verlang je naar je eigen leven. Veel moeders voelen dat, maar ze durven het niet te zeggen, omdat sommigen je een slechte moeder vinden als je je daar niet schuldig over voelt.”

In het boek doet de moeder haar best om voor de buitenwereld de schijn op te houden.

„Dat is uitputtend en toch doen veel moeders eraan mee. Ze willen laten zien dat ze de beste, mooiste en slimste kinderen hebben. Ze plaatsen foto’s op Instagram om te laten zien hoe geweldig de vakantie was, dat ze in het beste hotel zaten en dat ze verschrikkelijk veel vrienden hebben. Er is zo veel druk om over te komen als een coole, hippe moeder. Dat is kenmerkend voor de linkse middenklasse, de bobo’s, les bourgeois bohémiens.

„Maar die mensen, die bobo’s, die er zo cool uitzien, met hun fietsen en baby’s, en die van reizen houden en globalisering geweldig vinden en quinoa eten en komkommersap drinken, zijn niet perfect. Myriam en Paul uit het boek zijn zo’n stel, en ik wilde laten zien wat er gebeurt als er een vreemde in hun leven komt. Hoe ze met iemand uit een andere klasse omgaan. Ze vinden het heel ongemakkelijk om iemands baas te zijn, maar tegelijkertijd willen ze wel alles bepalen. Hun relatie met het kindermeisje is daardoor heel tegenstrijdig.”

Literatuur is heel geschikt om te laten zien dat dingen die we normaal gesproken belangrijk vinden helemaal niet zo belangrijk zijn

Myriam heeft een Noord-Afrikaanse achtergrond die wordt benoemd maar verder geen rol speelt in het boek. Was dat een bewuste keuze?

Ik wilde laten zien dat het niet uitmaakt. Misschien komt ze uit Marokko of Algerije – so what? Literatuur is heel geschikt om te laten zien dat dingen die we normaal gesproken belangrijk vinden helemaal niet zo belangrijk zijn. Die focus op etniciteit is onzinnig. Dit personage laat zien dat alle andere aspecten van haar identiteit – het feit dat ze een werkende moeder is bijvoorbeeld – belangrijker zijn voor het verhaal dan haar afkomst. Ik denk dat wat iemand doet meer zegt dan waar hij of zij vandaan komt.”

Uw eerste roman, ‘Dans le jardin de l’ogre’, ging over een seksverslaafde journaliste en moeder. Een controversieel onderwerp in Marokko. Toch feliciteerde de Marokkaanse koning u met uw succes.

„Het gaat wel over seksualiteit, maar het hoofdpersonage is niet Marokkaans en het boek speelt zich af in Frankrijk. Ik moet zeggen dat wij (Marokkanen, red.) erg vrij zijn om te schrijven wat we willen. Abdellah Taïa schrijft over zijn homoseksualiteit en dat kan gewoon.”

Maar jullie zijn allebei bedreigd.

Tegenwoordig wordt iedereen bedreigd, vooral als je in de media komt. Kamel Daoud (de Algerijnse schrijver, red.) kan daarover meepraten. Vreselijke berichten op Facebook zijn standaard geworden. Dit is hoe de wereld vandaag de dag is, met IS, terroristen en anderen.”

Beperkt het u?

„Nee, als ik daaraan toegeef, krijgen zij hun zin. Wat ik zeg is ook helemaal niet heroïsch, maar heel normaal en dat moet gewoon gezegd kunnen worden. Het enige wat ik zeg, is dat we elkaar moeten respecteren en op een democratische manier met elkaar om moeten gaan. En homo’s mogen niet de cel in verdwijnen. Daar is niets schandelijks aan.”

Vindt u dat er een rol voor u is weggelegd in het slechten van taboes?

„Ik denk zeker dat ik een rol kan spelen door er publiekelijk over te praten, want het stilzwijgen breekt ons op.”

Twee weken later voegt de schrijfster de daad bij het woord, wanneer ze ter aanvulling op het gesprek een e-mail stuurt. Ze reageert op de laatste ontwikkelingen in het Rifgebied in Marokko: „Ik ben heel bezorgd over de gebeurtenissen in de Rif. De vreedzame beweging van de afgelopen maanden verdient bewondering. De meeste demonstranten zijn jonge mensen die terecht vragen om een fatsoenlijke infrastructuur, openbare dienstverlening, en vooral banen,” schrijft ze. „Ik ben bezorgd om de vele aanhoudingen, het politiegeweld, en de opsluiting en tegenwerking van journalisten. Ik hoop dat de dialoog kan worden hersteld en dat de legitieme eisen van de bewoners ook zoals zodanig worden beschouwd, voordat de situatie erger wordt.”