Nog één keer flitsen en hij gaat plat, waarschuwt Ryan Adams. Daar kan hij ook niks aan doen, verontschuldigt hij zich. Hij heeft nu eenmaal het syndroom van Ménière, en van flitsende telefooncamera’s kan hij een epileptische aanval krijgen. „En ik ben nu zo fucking duizelig dat ik daar heel dicht tegenaan zit. Dus wees alsjeblieft geen Darth Vader.”
Het lichamelijk leed is niets vergeleken bij Adams’ grootste aandoening: zijn gebroken hart. Op zijn laatste album Prisoner huilt hij twaalf liedjes lang over zijn gestrande huwelijk. „Hou je nog van me”, jengelt hij, als „gevangene van mislukte liefde”, eenzaam achtergebleven in een „door zijn ex behekst huis”. Enzovoort. Enzovoort.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/02/2302culryanadamsj.jpg)
Je zou zomaar kunnen denken: wat een aansteller.
Zo ook in een uitverkocht Vredenburg-Tivoli, waar de Amerikaanse singer-songwriter na de opener ‘Do You Still Love Me’ (waarbij overigens een bombardement aan flitslicht van podiumlampen losbarst) van zijn kruidige privéstoombadje snuift dat naast zijn gitaarpedalen staat te dampen en elk half uur door een roadie wordt ververst.
Maar het mooie is: hoe kitscherig zijn zelfmedelijden ook dreigt te worden, tóch geloof je hem. Waarom? Simpelweg door de ijzersterkte, kraakheldere liedjes, die live nog net een fijn rauw randje krijgen en moeiteloos kunnen concurreren met Adams’ grote voorbeelden. In ‘Anything I Say To You Now’ klinkt hij als Bruce Springsteen zonder de zelfoverschatting, Tom Petty zonder het knauwende southern accent en Neil Young zonder de valse noten.
En borderliner of niet: omdat Adams sneller schrijft dan Spotify kan streamen, is zijn oeuvre enorm gevarieerd. In twee uur blaast hij er vijfentwintig nummers doorheen, van de galmende rockopera ‘Gimme Something Good’ tot de zwoele nachtclubballade ‘Magnolia Mountain’, die een plagerig lang intermezzo van atonale jazzfusion krijgt.
Binnen een mum van tijd heeft Adams de zaal in de kontzak van zijn strakke spijkerbroek zitten. Kijk hem staan, half verscholen onder een zwarte bos lampenkaphaar, wijdbeens poserend met zijn Flying V in de lucht en kreunend over liefdesverdriet. Het maakt hem tot de aandoenlijkste underdog der rockgoden: een anti-held op felrode Adidasjes.