De grootschalige opkoop van staatsleningen door de Europese Centrale Bank (ECB) is hoogstwaarschijnlijk illegaal. Maar eerst moeten Europese rechters daar een oordeel over vellen. Dat is, in het kort, de inhoud van een uitspraak dinsdag van het Duitse Constitutionele Hof. Het hof in Karlsruhe verwees een klacht van critici van de ECB door naar het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg.
De uitspraak laat het diepe onbehagen in Duitsland zien over de ruime geldpolitiek van de ECB. Sinds maart 2015 heeft de centrale bank voor ruim 1.600 miljard euro aan staatsleningen opgekocht om de inflatie op het gewenste niveau van vlak onder de 2 procent te krijgen. Er zijn „zwaarwegende redenen”, stelt het Duitse hof, om te concluderen dat het opkoopprogramma „strijdig is” met het EU-recht.
De klagers, hoofdzakelijk conservatieve Duitse professoren, hadden het hof gevraagd de Duitse deelname aan het opkoopprogramma te blokkeren. Daartoe blijkt het hof niet bereid. In plaats daarvan schakelen de acht Duitse rechters het EU-hof in. Dat is op zich logisch, want ‘Luxemburg’ en niet ‘Karlsruhe’ beslist over de interpretatie van EU-recht. Toch kan het hoogste Duitse rechtsorgaan het niet laten zijn eigen, gepeperde visie op de zaak te geven.
Verbod omzeild
Die visie luidt ten eerste: er ís sprake van monetaire financiering. De ECB omzeilt het verbod hierop door staatsobligaties niet direct van de lidstaten te kopen (op de ‘primaire’ markt), maar alleen van handelaren (op de ‘secondaire’ markt). Dat maakt in de kern niets uit, meent het Duitse hof. De ECB kondigt de opkopen van tevoren aan, waardoor regeringen er „feitelijk zeker” van kunnen zijn dat de centrale bank hun schuld overneemt.
Ten tweede meent het Duitse hof dat de ECB haar eigen mandaat schendt. De ECB mag alleen monetair beleid voeren, maar het opkoopprogramma is in de ogen van het hof „overwegend een economische beleidsmaatregel”. Weliswaar moeten de opkopen de inflatie aanjagen, maar de economische beleidsdoelen staan al in de aankondiging van het programma, zoals het aanjagen van de consumptie. Daarmee zou de ECB zich ook mengen in de „bevoegdheden van de lidstaten”.
Laatste woord
Formeel stellen de Duitse rechters ‘prejudiciële vragen’ aan het EU-hof. Op basis van het antwoord pakken ze de zaak dan weer op. Maar het antwoord van het EU-hof, het hoogste rechtsorgaan van de Unie, is bindend. In feite laten de Duitsers dus het oordeel over aan de EU-rechter. En het is maar zeer de vraag of die zich iets aantrekt van de visie uit Karlsruhe.
Eén keer eerder schoof het Duitse Constitutionele Hof een zaak door naar Luxemburg, in 2014. Ook toen ging het over het ECB-beleid, en ook toen was het Duitse hof kritisch (destijds over een ander, beperkter opkoopprogramma). Het EU-hof bleek in 2015 veel welwillender te staan tegenover de ECB dan ‘Karlsruhe’.