Een terras in het centrum van Utrecht, enigszins afgescheiden van de straat. Op het tafeltje staat ijsthee, verderop praten mannen over hun zaken en ik vraag Jan Warndorff, humanisticus, die een verrassend en fris boek heeft geschreven over wat ‘leven’ eigenlijk is, of hij niet moet toegeven dat we hier midden in de maatschappij zitten. Hij heeft namelijk iets tegen het gebruik van zo’n woord als ‘de maatschappij’. Scholen bereiden kinderen voor op ‘het leven in de maatschappij’, delinquenten worden klaargestoomd voor ‘een terugkeer in de maatschappij’, men slooft zich uit om zieken ‘zo snel mogelijk weer mee te laten doen in de maatschappij’.
Jan Warndorff (51), grotendeels opgegroeid in Malawi en Ethiopië, waar zijn beide ouders als arts werkten, keek nogal op van die manier van praten toen hij als negentienjarige in Nederland kwam. Hij dacht dat het erom ging een betekenisvol leven te leiden, maar de mensen om hem heen maakten duidelijk dat ze vonden dat het erom ging ‘een plekje in de maatschappij’ te veroveren.
In zijn boek, Geen idee, schrijft hij dat de maatschappij „een ruimte [lijkt te zijn] die uitsluitend bedoeld is voor brave modelvolwassenen, geheel gezond van lichaam en geest, die probleemloos ‘functioneren’ in hun rol als burger, als arbeidskracht, als consument. Die ook gewillig de ruimte verlaten wanneer ze dan toch een been breken, of eventjes erg levensmoe worden, of op een andere manier van het spoor af raken”. Dan worden ze opgeknapt om ze weer aan het functioneren te krijgen.
Plaveisel
Nee, zegt Warndorff nu, „dit hier is niet de maatschappij, dit is gewoon ruimte, een tafel, een terras. Zo’n concept als ‘maatschappij’ lijkt een scherm te plaatsen tussen onszelf en de bomen, de wolken, het plaveisel.”
„Maar dit terras is hier ook neergezet vanuit een maatschappelijk concept, dat wij hier gaan zitten en dat wij betalen voor de consumpties”, zeg ik.
Mijn leven vindt niet plaats in de maatschappij, de maatschappij vindt plaats in mijn leven.
„Daar heb je de maatschappij helemaal niet bij nodig”, zegt hij. „Dat is gewoon het leven, zoals we dat hebben ingericht. Toon mij die maatschappij. Ik zie haar niet. Mijn leven vindt niet plaats in de maatschappij, de maatschappij vindt plaats in mijn leven.”
„Wat maakt dat verschil zo belangrijk voor u?”, vraag ik.
Hij geeft het antwoord waar eigenlijk alles in zijn boek om draait: „Het gaat om wat primair is. En dat is mijn leven. Fundamenteel is de wereld, dit plein, de bomen. De maatschappij vindt plaats dankzij deze ruimte. En niet andersom. Het is de verlegging van het zwaartepunt.”
‘De’ maatschappij is heel veel groter geworden sinds Warndorff 33 jaar geleden in Nederland te horen kreeg dat hij erin moest functioneren. De globalisering heeft de wereld en ons gevoel erover behoorlijk veranderd, ons leven is op allerlei manieren verbonden met de rest van de wereld, en dat geeft behoefte aan een nieuw houvast, vindt hij. De belangrijkste vraag is wat alle mensen, waar ook ter wereld, met elkaar gemeen hebben. Op die vraag, waar naar zijn idee maar weinig antwoord op komt, wil hij een filosofisch antwoord geven. Met een filosofie van het boerenverstand, zijn vertaling van het Engelse common sense. En het antwoord dat hij geeft, is heel eenvoudig: het leven.
Bevrijdende inzichten
Warndorff heeft gestudeerd aan de Universiteit voor Humanistiek (UvH) in Utrecht en kwam daar in aanraking met het werk van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset, een naam die de meeste mensen uitsluitend kennen vanwege zijn boek De opstand der horden, dat in een nieuwe vertaling – adequater – De opstand van de massamens heet. Maar het is niet vooral dat boek waar het Warndorff om gaat, het zijn de bevrijdende inzichten die Ortega in zijn essays uiteenzet die hem duidelijk gemaakt hebben dat filosofen bijna altijd óver het leven praten, alsof het iets ergens anders is, dat dáár. Terwijl het leven hier is. Nu. Dit. „Leven is wat we zijn en wat we doen”, schreef Ortega.
Warndorff: „Ik had destijds al een heel manuscript geschreven van tweehonderd bladzijden, over het leven, maar als ik mezelf vroeg: ‘wat is dat nu echt, „het leven”?’, dan had ik daar geen antwoord op. En als je er een hele filosofie aan gaat ophangen, dan moet je zo’n term wel kunnen uitleggen. Daarom ging ik naar de UvH. En daar viel me op dat het wel over betekenis ging, maar nooit over liefde, en ook nooit over het leven. Het humanisme is, zoals elke levensbeschouwing, een antwoord op een vraag die ons wordt gesteld. Maar die vraag werd nooit benoemd.
„In het eerste boek dat ik van Ortega las, werd ik direct aangesproken door de manier waarop hij zich tot de lezer richtte. Hij spreekt je aan en zegt: het gaat om wat hier gebeurt. Je moet niet denken aan ‘het’ leven, maar aan ‘mijn leven’.”
Dat dat wel wat beperkt klinkt, zeg ik. Worden alle andere mensen wel meegenomen in mijn denken over mijn leven?
Dat is een probleem van die term, geeft Warndorff toe, „en daarom heb ik verder gezocht en ben ik gekomen tot ‘dit’ versus ‘het’.”
„Dat klinkt nogal abstract”, zeg ik.
„Daarom”, zegt hij, „heb ik het geconcretiseerd tot: ‘dit is wat hier gebeurt’.”
Ah. Daar zitten we dan toch echt in de filosofie met ons boerenverstand. Dit versus het. Dit is wat gebeurt. Het is duidelijk, je moet de nadruk leggen op ‘dit’. Er is niet ergens een ‘het’, er is ‘dit’. En als je denkt, sta je dus niet buiten het leven te denken over het leven, dan is dat denken op dat moment je leven. Het leven is niet iets wat bestaat, het is iets wat gebeurt. Zoals wie plannen maakt voor de toekomst intussen toch gewoon leeft, namelijk al plannen makend. Dit is wat gebeurt. Het leven is hier. En kijk eens om je heen hoeveel leven er is en hoeveel verschijningsvormen het heeft!
En dat is dan de volgende stap: het leven is niet iets om te begrijpen, het is iets om van te houden. Goed leven, dat is waar het om gaat, zowel goed in morele zin als goed in de zin van fijn.
Liefhebben, zegt Warndorff „is een activiteit, een manier om je te verhouden tot het leven, waarin vooral ook zorgzaamheid zit. Het gaat dan niet speciaal om romantische liefde, ik bedoel het veel breder”.
Hij heeft voor dat liefhebben van het leven een heel aansprekende kreet gevonden: „Probeer van zoveel mogelijk, zoveel mogelijk te houden”. Direct aanlokkelijk, zeg ik, maar wat bedoelt hij er eigenlijk mee?
„Het aangaan van een band met. Dat kan van alles zijn, van muziek maken tot de afwas, een boek, of mensen. Goed kijken naar wat je ziet, de wereld onderzoeken, je interesseren voor dingen. Maar het is niet: ‘zie van zo veel mogelijk te houden’. Je kunt niet overal van houden, je moet wel keuzes maken. Een boer kan ook niet alle gewassen verbouwen. Om veel van iets te kunnen houden, moet je je beperken.”
Levenskunst
Daar komt dan ook de levenskunst om de hoek kijken. Een woord dat Warndorff ook al niet zo bevalt. Het klinkt hem te veel alsof degene die het gebruikt, het allemaal beter weet. Alsof de mensen maar als boeien stroomafwaarts drijven en hij ze zal vertellen hoe het wél moet. Terwijl volgens hem iedereen juist probeert er het beste van te maken. Een filosofie van het boerenverstand moet aansluiten bij wat de mensen toch al doen. Daarom heeft hij het liever over ‘levenscultuur’ in de zin van ‘cultiveren’, intensiveren wat er al is.
„In ‘levenskunst’ zit iets elitairs, dat blijft voor mij te veel hangen in de sfeer van de esthetiek. Mooie en leuke dingen doen. Ik denk dat er te weinig focus is op ethiek, op de zorgzaamheid voor de wereld. De grens tussen ethiek en esthetiek vervaagt in mijn boek.”
Zorg tegenover de wereld betekent een zorgvuldige omgang met alles wat er in de wereld is. Hij houdt er niet van als mensen kamerplanten zomaar bij de vuilnis zetten, of plastic bekertjes weggooien. Hij beschrijft dat hij de vrouw met wie hij stond te praten op een plein dat al vol lag met bekertjes, haar bekertje ook op de grond zag gooien. Dat maakt nu toch niets meer uit, zei de vrouw. Warndorff schrijft: „Natuurlijk, voor dat plein maakt een bekertje meer of minder geen verschil. [...] Maar het gaat niet om het plein: het gaat om hoe ik mij tot dit plein verhoud, om de plek en de betekenis die ik het in mijn leven geef. En dan wil ik niet iemand zijn die de wereld vervuilt. Ik vind dit geen prettig gebaar.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/08/web_0508zatwarndorff_web.jpg|//images.nrc.nl/y6zateGGxwoAJVMeMcKLW0xo2ao=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/08/web_0508zatwarndorff_web.jpg)
Foto Lemniscaat
Zijn filosofie van het boerenverstand is een voorstel om een ander gebaar te maken tegenover de wereld. Maar voorschriften geven, normen, maatstaven, dat wil hij niet. Want hij is ook maar een onwetende, zijn boek heet in volle oprechtheid ‘Geen idee’. Maar wat hij wel weet, is dat de wereld beter zou zijn als mensen zich niet onverschillig, maar zorgzaam zouden gedragen.
„Het kan wel wezen dat we veel niet begrijpen, maar we weten één ding zeker: dat we onszelf noch de wereld gemaakt hebben. Ik heb ook mezelf als persoon, als identiteit, niet van tevoren bedacht. Die is ontstaan, door een eindeloze reeks toevalligheden. Dat noem ik een religieus besef, dat we niets van dit alles aan onszelf te danken hebben.”
Daaruit vloeit zorgzaamheid voort. En die begint weer met te zeggen: dit is het leven, ‘dit wat hier gebeurt’. Veel beter dan ‘Ik denk dus ik ben’, vindt Warndorff, want wie dat zegt plaatst zich weer buiten het leven.
„Ik zeg dat dit het filosofische ei van Columbus is. Ik nodig uit tot een ander gebaar naar de werkelijkheid. Dat vraagt welwillendheid. Ik kan mensen niet dwingen om dat gebaar te maken.”
„Een ‘gebaar’ klinkt alsof je echt iets moet doen”, zeg ik.
„Zo bedoel ik het ook”, zegt hij. „Dat je echt een manier moet vinden om je te verhouden tot de werkelijkheid.”
„‘Verhouden tot’ lijkt te suggereren dat er toch iets dáár is, terwijl u nu juist…”
„Precies. De taal tovert ons steeds iets voor ogen tegenóver ons, iets wat dáár is. Die dualiteit tussen taal en werkelijkheid moeten we overwinnen. Dat kan alleen door die twee samen te laten vallen, en dat gebeurt door dit wat hier gebeurt precies zo te benoemen, als ‘dit wat hier gebeurt’. Ik ben er zeker van dat mijn filosofische innovatie stand zal houden, ongeacht wat professionele filosofen er vandaag of morgen van zullen zeggen. Er is geen andere weg vooruit.”