Recensie

Recensie Muziek

‘A new brain’ schakelt snel tussen ernst en komedie

Muzikaal mozaïek Freek Bartels speelt de hoofdrol in de hyperbeweeglijke nieuwe musical A new brain genuanceerd en welluidend. Het thema is zwaar, maar de uitwerking licht en soms zelfs ironisch.

"A new brain", met Freek Bartels (links) en Jonathan Demoor
"A new brain", met Freek Bartels (links) en Jonathan Demoor Foto Neeltje Knaap

Een musical over een man die musicals schrijft – aldus de korte samenvatting van A new brain, een hier nog onbekende Amerikaanse productie die de nieuwe productiestichting De Kernploeg in een Nederlandse versie speelt. In een heringerichte loods in Amsterdamse havengebebied waar de hitte al gauw toeslaat. Niet door het drama, maar door de temperatuur.

Maar een bijzondere voorstelling is A new brain wel. William Finn, die alle songs schreef, putte uit eigen ervaring toen hij dit verhaal schreef. Het gaat over een liedjesmaker die wegens een acute malformatie (AVM genaamd) een levensgevaarlijke hersenoperatie moet ondergaan. Dat dwingt hem schoon schip te maken met zichzelf en zijn omgeving.

Met zo’n loodzwaar thema kan het al gauw misgaan. Van al te larmoyante musicalclichés is hier echter geen sprake. Vooral de hallucinaties van de hoofdpersoon geven de makers de kans een lichte, soms zelfs ironische toon aan de gebeurtenissen te geven. Zo zingt de moeder haar – voortijdig gefantaseerde – treurlied aan het graf van haar zoon pas nadat ze heeft vastgesteld dat het zwart van haar jurk lekker afkleedt.

Dolly Parton

“A new brain”, met Lone van Roosendaal, Freek Bartels en Jonathan Demoor. Foto Neeltje Knaap

Alle acht spelers tonen zich uiterst bedreven in die soms snelle schakelingen van ernst naar komedie en omgekeeerd. Freek Bartels speelt de hoofdrol genuanceerd en welluidend, met Jonathan Demoor als zijn liefhebbende vriend, Tony Neef in diverse barokke rolletjes en Lone van Roosendaal als de dominante moeder die af en toe op Dolly Parton lijkt.

William Finn schiep een muzikaal mozaïek naar het puntige voorbeeld van Stephen Sondheim, waarin de songs het verhaal vertellen zonder langdurige dialogen. En regisseur Benno Hoogveld maakte een hyperbeweeglijke enscenering op een catwalk tussen de twee tegenover elkaar geplaatste tribunes voor het publiek. Daarnaast, in een hoekje, zit het slagvaardige zevenmansorkestje van Rosite van der Wouden, waarin cello, hoorn en riet met puntige accenten de sfeer bepalen.

Ook een sterk punt is de flexibele spreektaalvertaling van Florus van Rooijen, die bovendien de hele handeling naar Nederland heeft overgeplaatst. Dat maakt sommige passages voor een Nederlands publiek extra grappig. Een quasi-romantisch lied gaat opeens over Ameland, nadat Terschelling blijkt te rijmen op kwelling. En een zelfingenomen arts verlaat het ziekbed van zijn patiënt om naar „die musical in Katwijk” te gaan.

De Kernploeg lijkt niet op de Soldaat van Oranje-markt te mikken. Maar dat er ook een ander soort musicals bestaat, wordt hier overtuigend gedemonstreerd.