John Farrell is een voetnoot in zijn biografie over Richard Nixon. In januari 1969 was hij aanwezig bij de inauguratie van Nixon als president, schrijft hij achter in zijn boek. Een familielid in Washington had de destijds vijftienjarige John uitgenodigd. „We stonden vooraan langs de route”, zegt Farrell (1953) tijdens een interview in Amsterdam, waar hij verblijft voor familiebezoek en een lezing geeft aan het John Adams Instituut. „Toen Nixon langsreed in zijn limousine, lieten demonstranten achter ons luidkeels van zich horen: One. Two. Three. Four. We don’t want your fucking war. Vóór mij de nieuwe president, achter mij mensen die hem verwensten, het maakte grote indruk.”
Het was een voorbode: massale protesten tegen de oorlog in Vietnam en een belegerde president, verschanst in het Witte Huis. Farrell citeert Nixons stafchef Bob Haldeman: „Vietnam overschaduwde alles.” Dat wil zeggen: in de eerste termijn (1969-1973) van zijn presidentschap. De voortijdig afgebroken tweede termijn (1973-1974) stond vooral in het teken van Watergate, het schandaal dat Nixon de kop kostte.
Wie Watergate zegt, praat over de tapes. Ze zijn onweerstaanbaar, van een giftige schoonheid. Farrell, een voormalige journalist, maakte voor zijn boek gretig gebruik van de geluidsbanden, alsmede van in universiteitsbibliotheken opgeslagen interviews, aantekeningen van medewerkers en een onlangs vrijgegeven oral history-project van vierhonderd mensen uit zijn jeugd. Richard Nixon, The Life onderscheidt zich van voorgaande biografieën over de 37ste president door het intensieve gebruik van deze primaire bronnen.
De biografie zit Nixon dicht op de huid. Hij geeft ondergeschikten de opdracht per persoon duizend exemplaren van zijn eerste boek uit 1962 (Six Crises) aan te schaffen, om zo een plaats op de bestsellerlijsten te kopen. Hij wenst India een grote hongersnood toe, in de hoop dat het dan geen energie heeft voor een oorlog met Pakistan. Hij vergelijkt diplomaten met eunuchen. Hij foetert op kranten die correcties op foute berichtgeving wegmoffelen ‘tussen advertenties voor korsetten’. Op het eind van zijn leven wil hij met Job worden vergeleken in plaats van met Lear; de laatste is volgens hem alleen bekend ‘bij enkele Shakespeare-geleerden’.
Was zijn ondergang onafwendbaar?
„Misschien niet, maar dan had hij de geluidsbanden moeten vernietigen en dat wilde hij niet. In een vroeg stadium had hij Watergate wellicht overleefd als hij campagneleider John Mitchell had opgeofferd, maar dat wilde hij ook niet. Nixon hoopte dat het over zou waaien. Tevergeefs.”
Over Nixon is al heel veel geschreven. Wat wilde u anders doen?
„De opzet was: een handzame biografie voor een nieuwe generatie Amerikanen. Nixon is verworden tot een karikatuur in tv-series en films. Ik wilde hem postuum van die last bevrijden. Enerzijds door hem te vermenselijken, anderzijds door hem als politicus realistisch neer te zetten, met al zijn gebreken en fouten.”
U wilde hem vooral begrijpen in plaats van verketteren of bewieroken?
„Een biografie die recht doet aan de complexe persoonlijkheid van je onderwerp is riskant in dit gepolariseerde klimaat. Ik wilde niet schrijven voor mensen die hun vooroordeel bevestigd willen zien. Nixon werd getekend door zijn jeugd, met een ploeterende vader die hem emotioneel mishandelde en een zwijgzame moeder. Hij vereerde haar als een heilige, maar de liefde kwam niet van twee kanten. Daar putte hij zijn onmenselijke doorzettingsvermogen en wilskracht uit. Hij was een knokker. Zijn leven van vallen en opstaan was ook een impliciete boodschap aan zijn moeder: ‘Er is een reden waarom je van mij zou moeten houden.’”
Is er een gebeurtenis die de latere Nixon verklaart?
„Er zijn er twee. In 1922 verhuisde het gezin in Californië van Yorba Linda naar Whittier, waar vader Frank Nixon een benzinestation begon. De familie zocht contact met de plaatselijke elite via de geloofsgemeenschap van Quakers. Vergeefs: de Nixons hadden geen geld en genoten geen aanzien. Toen de Quakers een nieuw gebouw betrokken, bouwde Frank met materiaal van de oude kerk een kleine kruidenierswinkel naast het benzinestation. Voor het transport huurde hij werklui die het in trucks door het dorp reden. Een vernederende belevenis voor de toen negenjarige Dick.
„Na de door hem verloren presidentsverkiezingen in 1960, tegen John Kennedy, kwam zijn lang smeulende ressentiment jegens de elite tot ontploffing. Nixon was ervan overtuigd dat Kennedy de verkiezingen had gestolen, met geld van zijn vermogende vader. Hij haatte Kennedy ook om diens persoonlijkheid: goed in zijn vel, zelfverzekerd, ironisch, ad rem. Zet daar het karakter van Nixon tegenover: onzeker, introvert, onbetrouwbaar, eenzaam. Neem zijn bijnamen: Gloomy Gus, Tricky Dick, Mad Monk.”
„Trump is een bewuste niet-lezer, Nixon was een fervent lezer. Oorlog en Vrede van Tolstoj is zijn favoriete roman.”
Na 1960 trekt Nixon zich terug in Californië, waar hij zich twee jaar later met tegenzin waagt aan verkiezingen voor het gouverneurschap. Als hij ook die verliest, geeft niemand meer een cent voor zijn politieke leven. Zijn comeback in 1968 als vertegenwoordiger van ‘de zwijgende Amerikaan’ is een huzarenstuk, hoewel hij er tijdens de campagne een vredesinitiatief van president Johnson in Vietnam voor meent te moeten ondermijnen. Achter de rug van Johnson om drukt Nixon vlak voor de verkiezingen de Amerikaanse bondgenoot Zuid-Vietnam op het hart om de onderhandelingen te traineren.
Farrell haalde het nieuws met zijn boek doordat hij in de archieven een memo opduikelde waaruit de directe betrokkenheid blijkt van Nixon bij deze zogeheten ‘Chennault-affaire’. Farrell: „Na de verkiezingen van 1960 was Nixon vastberaden nooit meer het slachtoffer te worden van vals spel. De Kennedy’s waren meedogenloos, hij zou hen en de Democraten met gelijke munt terugbetalen. Het vredesinitiatief van Johnson had naar zijn stellige overtuiging niets met Vietnam te maken, maar alles met de electorale situatie in Amerika, waar de bevolking oorlogsmoe was. In 1968 weer verliezen, dat zou hem niet overkomen.”
Nixon noemde zichzelf later ‘het laatste slachtoffer’ van Vietnam. Pathetisch?
„Toen ik aan het boek begon, wilde ik het beeld over Nixon en Vietnam corrigeren. Maar wat bleek? Het was allemaal nog veel erger dan ik dacht. Mensenlevens telden niet, in zijn Witte Huis.”
Hij citeert opnieuw Haldeman: „Maak je geen zorgen over het doden van burgers. Een lijk is een lijk.” En het antwoord van Nixon: „Daar ga ik mij geen zorgen over maken.”
Nixon weet dan al lang dat de oorlog niet te winnen is, maar terugtrekken is geen optie: daarmee kan hij niet aankomen bij de bevolking. Dus bedenken nationaal veiligheidsadviseur Henry Kissinger en hij een alternatief: een ‘fatsoenlijk intermezzo’. Bombarderen van de vijand en financiële noodhulp aan Zuid-Vietnam moeten het regime op de been houden als Amerikaanse grondtroepen en adviseurs het land hebben verlaten. Saigon wordt aan zijn lot overgelaten. Als de oorlog vervolgens na deze tussenfase van een jaar of twee verloren gaat, zou Washington daarvoor geen blaam meer treffen. Farrell: „Het toppunt van cynisme. Dat intermezzo kostte nog heel veel mensen het leven.”
U besteedt aandacht aan critici van de oorlog als George Ball, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken onder de presidenten Kennedy en Johnson, en topdiplomaat George Kennan.
„Om te laten zien dat het establishment niet met één stem sprak. Volgens Ball was Vietnam van marginaal belang. Hij pleitte voor een frisse kijk op de internationale betrekkingen. Kennan meende dat terugtrekking om die reden het prestige van Amerika juist goed zou doen. Maar hun inzichten waren kansloos. Volgens het Koude Oorlogsdenken stond terugtrekking uit Vietnam gelijk aan een overwinning voor het communisme. Dat was ondenkbaar: Amerika deed niet aan nederlagen. Die mentaliteit is trouwens nog steeds onder ons.”
Hoe dan?
„Kijk naar het gedrag van Trump! Tijdens zijn reis naar Europa duwde hij op een bijeenkomst de leider van Montenegro aan de kant. Dat lijkt een zeer zwakke echo van Nixon in Vietnam, maar het gaat om de houding: ‘Leer ze een lesje in nederigheid. Laat zien wie de baas is. Hard optreden tegen buitenlanders, want die hebben jarenlang een loopje met ons genomen.’ Amerika hoort nog steeds altijd te winnen.”
Zijn er meer overeenkomsten tussen Nixon en Trump?
„We moeten voorzichtig zijn met het trekken van historische parallellen, ook al omdat we nog weinig weten over de campagne van 2016. Maar goed: contacten met een buitenlandse mogendheid om de verkiezingen te beïnvloeden, kan overeenkomsten hebben met 1968. En wat als Trump niet op de hoogte was van inmenging van Rusland en het onderzoek daarnaar probeert te traineren om de huid van zijn medewerkers te redden? Dat zou betekenen dat de cover-up opnieuw erger is dan de misdaad, net als bij Watergate. Verschillen zijn er ook.” Hij lacht. „Trump is een bewuste niet-lezer, Nixon was een fervent lezer. Oorlog en Vrede van Tolstoj is zijn favoriete roman.” Een lezer met een minderwaardigheidscomplex. In zijn afscheidsrede voor medewerkers in het Witte Huis, in augustus 1974, zegt hij: „Ik heb geen opleiding genoten, maar ik lees boeken.” Zijn laatste leugen als president: Nixon studeerde rechten, maar niet aan een elite-universiteit. Dat steekt, een leven lang.
Een gebroken leven, oordeelt hij zelf in een reflectieve bui. Dat was ook een mooie titel geweest voor deze geweldige biografie. Andere oud-presidenten, schrijft Farrell, krijgen vliegvelden naar zich vernoemd. Nixon moet het doen met een gymzaal in Kentucky en een klein stukje snelweg bij zijn geboorteplaats Yorba Linda.