Kunstenaars hebben de schijn tegen: individualisten die alleen maar met zich zelf bezig zijn. Maar de schijn is de werkelijkheid niet. Ik hoor het, terwijl ik luister naar De Grote Harry Bannink Podcast van Gijs Groenteman. Rustig ontfutselt hij zangers en schrijvers (Karel Eykman die stilletjes álles vertelt) en acteurs hoe de samenwerking met componist Bannink ze met zijn allen opstuwde tot iets wat de glorie van de Nederlandse liedjeskunst bleek te zijn.
Ego’s? Gelukkig wel. Zonder dat marcheert de kunst niet. Maar wie gul kan zijn, bereikt onvermoede verten.
In W139, de kunstenaarsspelonk middenin Amsterdam, giert de kunst om mijn hoofd. Ik sta in de zesenhalve meter hoge achtbaan die beeldend kunstenaar Oscar Peters er bouwde van twee kilometer hout: The Wild – de wildernis waarvoor hij andere kunstenaars uitdaagde een karretje te maken. Waarom? „Samen met anderen is leuker”, glundert hij.
Het wonder geschiedde. Hij creëerde gelegenheid en er spoelde een vloed van weerbarstige kunst aan. „Welk karretje is van jou?” Dat moet hij nog maken, „iets met hoge wapperende planten” met ertussen de opgezette alligator die nu nog onder zijn bed woont.
Maar laten we de achtbaan zelf niet vergeten. Peters bouwde hem, alweer, samen met anderen. Het is een ranke beauty van latjes en blokjes, ingenieus en ambachtelijk, met de grafische schoonheid van spoorbruggen over ravijnen in Amerikaanse avonturenfilms. De constructie stijgt en daalt met een dubbele lus – de kunst raast erlangs.
„Ik houd van kunst on tracks” zegt Peters. Als student in Pittsburg was een van zijn installaties een zeepkistenrace waarvoor hij medestudenten vroeg een zeepkist voor hun rekening te nemen. Zijn eindexamenstuk was ook al een achtbaan, een kleintje waarover de maan op en onder suisde, bij de brul van een leeuw.
Hoe kwam hij uit bij de kinetische kunst? „Ik wilde schilder worden, maar iedereen op de academie schilderde beter dan ik”, zegt hij. Ik kijk naar de achtbaan die de ruimte om me heen omvormt, en zeg: „Schilder, dat bén je nu toch?” En ik droom even weg, naar de keren dat ik als kind Mary Poppins zag en wachtte op de scène waarin de acteurs met een sprongetje het getekende Disneylandschap binnen gingen. Opgaan in een geschilderde wereld, dat wilde ik ook. En nog altijd zijn er schilderijen waar ik ín wil. Middeleeuws landschappen lokken me. Maar ook ‘Le déjeuner sur l’herbe’ van Manet.
Via een houten boog ben ik de achtbaan van Oscar Peters binnen gegaan. Ik ervaar er de roller coaster art van hem en al die anderen. Maar Peters denkt als een schilder. Dankzij hem vloeit alles samen.