Meneer Yaseman zwaait met een arm. „Ik ben nog lang niet klaar, hoor”, roept hij in het Indonesisch. Hij zit in een rolstoel, met zijn witte hemd en zijn zwarte peci, het traditionele Indonesische kalotje. Omdat meneer Yaseman (89) geen tanden meer heeft, is hij niet altijd goed te verstaan. Rechtbankvoorzitter Larissa Alwin laat snel via de tolk weten dat het nog niet klaar is.
Voor het eerst heeft deze vrijdagochtend in de Haagse rechtbank een getuigenverhoor in een civiele zaak plaats via een Skype-verbinding met Java. Meneer Yaseman stelt de Nederlandse staat aansprakelijk voor schade die hij heeft opgelopen bij marteling door Nederlandse soldaten in Oost-Java, toen hij gevangen was genomen tijdens de koloniale oorlog in Indonesië (1945-1950). Een „bijzondere procedure, een nog niet eerder uitgevoerd experiment”, zegt voorzitter Alwin bij aanvang.
De oorlog die Nederland in voormalig Nederlands-Indië voerde tegen de jonge Indonesische Republiek eiste aan beide zijden een hoge tol. Wetenschappelijk onderzoek heeft de afgelopen jaren bevestigd dat Nederlandse militairen structureel buitensporig geweld toepasten.
De laatste jaren is ook het aantal klachten tegen de staat door slachtoffers van dat geweld toegenomen. Eerder, in 2012, werden de weduwen van het dorpje Rawagede in gelijk gesteld. Daarna volgden zaken van kinderen van mannen die in Zuid-Sulawesi, het toenmalige Celebes, werden omgebracht, en een vrouw die slachtoffer was van verkrachting door Nederlandse militairen.
Martelingen
Meneer Yaseman zegt dat hij in gevangenschap is gemarteld omdat de Nederlanders meenden dat hij een soldaat was van het Indonesische leger. Daarbij werd hij op zijn hoofd geslagen met een stuk hout. Ook zouden hem elektrische schokken zijn toegediend. Bovendien zou hij zijn volgegoten met water, waarna op zijn buik werd gedanst.
De rechter wil weten hoe dat alles precies in het werk is gegaan. Dat achterhalen heeft nogal wat voeten in de aarde. De woorden van de tolk in Den Haag worden herhaald door een kleinzoon van meneer Yaseman. Diens antwoord wordt weer door de kleinzoon herhaald, waarna de tolk vertaalt. „U bent 89 jaar, klopt dat?”, vraagt de rechter. „Te weinig!” roept meneer Yaseman, „Ik ben 100.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/05/data14684270-59e2ea.jpg)
De rechter probeert vast te stellen wat wanneer gebeurd is. En wie wat gedaan heeft. Maar meneer Yaseman weet hoogstens dat hij werd mishandeld door een Nederlander met een Javaanse „handlanger”. „De namen ben ik vergeten,” zegt hij.
„De grote winst van dit proces”, zegt Indonesië-expert Nico Schulte Nordholt tijdens een schorsing, „is dat deze procedure van rechtstreeks horen ook kan worden toegepast bij andere slachtoffers die soortgelijke procedures hebben aangespannen of willen aanspannen tegen de Nederlandse staat.”
De advocaat van meneer Yaseman, Liesbeth Zegveld, weet dat zo net nog niet. Deze procedure heeft erg veel energie en geld gekost. „Maar het is wel geweldig dat het functioneert, dat mensen met deze klachten rechtstreeks kunnen worden gehoord.”