ICT-project basisregistratie totaal mislukt

Modernisering bevolkingsregister Minister Plasterk stopt groot project voor modernisering van het bevolkingsregister, na vele waarschuwingen en advies van een commissie. 90 miljoen lijkt weggegooid.

Foto Lex van Lieshout/ANP

De modernisering van het bevolkingsregister wordt definitief begraven. Onder druk van de Tweede Kamer maakte demissionair minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA) woensdagavond bekend te stoppen. „Bijna honderd miljoen is stukgeslagen en we staan met lege handen”, zegt Ronald van Raak, SP-Kamerlid. „Een treurige conclusie”, aldus Plasterk over het stopzetten.

Vier jaar geleden zei hij nog tegen de Tweede Kamer dat doorzetten van het project – een nieuw centraal systeem waar gemeenten en organisaties centraal persoonsgegevens kunnen opvragen – wél de moeite waard was. Kamerleden vragen zich nu af of zij verkeerd geïnformeerd zijn. „Wij hoorden jarenlang: ja, er zijn problemen maar het systeem komt er écht”, zegt Van Raak.

Na vele en jarenlange waarschuwingen van experts werd het einde van het project vorige week definitief ingeluid door het Bureau ICT Toetsing (BIT), een overheidsorgaan dat haalbaarheid van ICT-projecten toetst. Dit werd opgericht na een erg kritisch rapport van een Kameronderzoekscommissie over falende ICT-projecten. Het BIT oordeelde dat de modernisering van het bevolkingsregister op z’n vroegst in 2023 af zou zijn en alles bij elkaar nog minstens 225 miljoen zou kosten. Het BIT vroeg zich af „of het allemaal de moeite waard is”.

Plasterk heeft de Tweede Kamer beloofd op een rijtje te zetten wanneer hij precies op de hoogte was van welke onaangename verrassingen. Ook zegde hij toe de gebouwde software openbaar te maken voor analyse en te onderzoeken of de overheid de verloren miljoenen kan terugvorderen. „Daarbij moet ik de verwachtingen wel managen”, zei Plasterk donderdagavond tegen de Kamer.

Digitale kaartenbakken

In het bevolkingsregister staan persoonsgegevens zoals namen, geboortedata en huwelijken. Gemeenten registreren dit lokaal in het digitale equivalent van de ouderwetse kaartenbakken met persoonskaarten die tot 1994 in gebruik waren. De pogingen om het basisregister te moderniseren lopen al sinds 2001. De overheid zag een nieuw centraal systeem met persoonsgegevens voor zich, waar 388 gemeenten en meer dan vijfhonderd (semi)publieke organisaties – zoals notarissen en zorgverzekeraars – gebruik van zouden maken. De doopnaam van het project was ‘mGBA’ en de kosten werden in 2009 nog op dertig miljoen ingeschat.

Het project verliep moeizaam en in 2013 kwam er een doorstart in een ander jasje: operatie Basis Registratie Personen (oBRP). Behalve een nieuwe naam kwamen er tientallen miljoenen extra budget en drie jaar doorlooptijd bij. De destijds net aangetreden Plasterk liet zich bij deze keuze mede leiden door een rapport van onderzoeksbureau Gartner, dat had geconcludeerd dat de software van de nieuwe basisadministratie inmiddels voor 32 procent af zou zijn. Het BIT oordeelde vorige week – bijna vier jaar na het verschijnen van dat rapport – dat de gebouwde software feitelijk helemaal niet bruikbaar is. Plasterk heeft aangekondigd uitleg te gaan vragen bij Gartner.

Terwijl de bouw van een nieuwe basisregistratie met haperingen doorging, werd aan de zijlijn in 2012 GBA-Verstrekkingen (GBAV) opgezet. Dat is een register dat kopieën van alle decentrale persoonslijsten bevat, op basis van een minstens dagelijkse aanlevering van gemeenten. Persoonsgegevens kunnen hiermee bij een centraal landelijk punt worden opgevraagd, maar het werkt minder snel dan de beoogde BRP. Het BIT adviseerde vorige week dit GBAV-register door te ontwikkelen, in plaats van verder te pogen een nieuw systeem uit de grond te stampen. Niet alleen zijn persoonsgegevens in GBAV namelijk al centraal beschikbaar, er is inmiddels ook een methode ontwikkeld om deze gegevens te analyseren op fouten. „Het lijkt erop dat een nieuw register helemaal niet nodig is geweest”, zegt Van Raak.

Uurtje-factuurtje

Wat waren oorzaken van het het falen van dit project? Al in 2011 legde Ger Koopmans, destijds CDA-Tweede Kamerlid, vermoedelijk de vinger op de zere plek. Hij merkte in een motie op dat bij het project werd gekozen voor „personele inhuur bij marktpartijen zonder dat zij hierbij nog enige resultaatverplichtingen dragen”. „Er was sprake van een uurtje-factuurtje-constructie”, zegt Koopmans nu tegen NRC. „Ingehuurde bedrijven konden uren schrijven, zonder dat duidelijk was wat ze er precies voor moesten leveren.”

Lees ook: Zo moet het dus niet: vijf ICT-debacles

Van Raak onderschrijft deze analyse. „De betrokken managers, adviseurs en consultants hadden er feitelijk geen belang bij dat het project zou ophouden. Hoe langer het duurde, hoe meer er te declareren was.”

In 2011 schreef ICT-ondernemer René Veldwijk een brandbrief over het project, omdat volgens hem feitelijk nauwelijks vooruitgang werd geboekt. Veldwijk was tot dat moment betrokken geweest als adviseur van oBRP. Daarna bleef hij prominent criticus. „Tot twee keer toe is dit project volledig opnieuw opgestart, waarbij de gebouwde software werd weggegooid. Gemeenten zijn met het afblazen van de BRP aan een ramp ontsnapt.”