Neonicotinoïden zijn écht slecht voor bijen

Bijensterfte Ook uit grote veldstudies blijkt nu: neonicotinoïden, de beruchte groep insecticiden, dragen wel degelijk bij aan de bijensterfte.

Twee imkers bezig met een van hun bijenvolken. Uit nieuw onderzoek blijkt dat bijen lijden onder neonicotinoïden, wat boeren en de industrie vaak ontkenden.
Twee imkers bezig met een van hun bijenvolken. Uit nieuw onderzoek blijkt dat bijen lijden onder neonicotinoïden, wat boeren en de industrie vaak ontkenden. Foto Getty Images/iStockphoto

Het vermoeden bestaat al twintig jaar: dat neonicotinoïden, een relatief nieuwe klasse pesticiden, schadelijk zijn voor bijen. En daarmee ook voor natuur én landbouw, want bijen zijn onmisbaar als bestuivers. Maar tot nu toe was er weinig hard bewijs voor. Twee afzonderlijke, zeer groots opgezette studies uit Europa en Canada schudden het debat nu flink op. Neonicotinoïden dragen wel degelijk bij aan de achteruitgang van wilde bijen en honingbijen, concluderen beide studies in Science (30 juni). Het effect verschilt per land, per middel, per bijensoort en per gewas – maar als er een effect is, dan is het negatief.

Sojazaad (boven) en maiszaad. Links gecoat met neonicotinoïde, rechts onbehandeld. Foto Ian Grettenberger / Penn State

Gecoate zaden

Op papier zijn neonicotinoïden veelbelovend. Je hoeft ze niet op gewassen te spuiten, waardoor er weinig verstuift. In plaats daarvan injecteren boeren ze in de bodem en worden zaden ermee ‘gecoat’. Uit zulke zaden groeien planten – vooral maïs, soja en koolzaad – met neonicotinoïden in al hun weefsels. Daardoor zijn ze weerbaarder tegen vraatinsecten. Maar de gifstoffen komen ook terecht in stuifmeel, nectar en sap. En zo treffen ze ook insecten voor wie ze niet bedoeld zijn. Niet alleen bijen, maar ook sluipwespen en roofkevers, de vijanden van schadelijke insecten.

Sinds een paar jaar debatteert de EU over een verbod van deze middelen. In 2013 werd een tijdelijk, gedeeltelijk verbod van kracht, voor sommige neonicotinoïden en sommige gewassen. Dit jaar staat een permanent, algeheel verbod op de agenda. Maar de landbouw- en fabrikantenlobby is tegen: wie zegt dat bijensterfte door neonicotinoïden komt? Ligt het niet ook aan bijenziekten, verdwijning van habitat, klimaatverandering?

Natuurlijk kapitaal

„Deze studies zijn zo mooi opgezet dat de onderzoekers de invloed van neonicotinoïden konden isoleren”, zegt bijenexpert Koos Biesmeijer, tevens wetenschappelijk directeur van Naturalis Biodiversity Center en hoogleraar ‘natuurlijk kapitaal’ in Leiden. Hij werkte zelf niet mee aan de Science-studies, maar is onder de indruk. „Bovendien hebben ze gekeken naar de werkelijke blootstelling in het veld. Dat is een ander veelgehoord kritiekpunt: dat labtests niet realistisch zijn.”

Al jaren is geprobeerd dit goed te onderzoeken, maar in het veld is dat lastig. Biesmeijer kende tot nu toe maar één goed veldexperiment (Nature, 2015). Dat suggereerde dat neonicotinoïden schadelijk zijn voor bijen. „Maar daarvan zeiden bedrijven: dat was maar één studie, en die was te beperkt. Deze nieuwe studies zijn zo goed gedaan als maar enigszins mogelijk is.”

Aardhommel in actie. Foto Ivar Leidus

Aardhommel

De Engelse biologen testten in Engeland, Duitsland en Hongarije het effect van drie verschillende behandelingen van drie gewassen op drie bijensoorten: de aardhommel (een kolonievormende soort), de rosse metselbij (een solitair levende soort) en de ‘tamme’ honingbij. „Dat klinkt allemaal simpel, maar het is een enorm karwei”, zegt Biesmeijer. Hoe hoger de concentratie neonicotinoïden in de bijennesten, hoe minder goed alle drie de soorten zich voortplantten in alle drie de landen, en hoe minder nieuwe kolonies ze vormden in Hongarije en Engeland. Duitsland scoorde iets beter, waarschijnlijk doordat de bijen daar relatief veel wilde bloemen bezochten, in een afwisselender landschap.

De Canadese biologen constateerden dat zelfs wilde bloemen veel neonicotinoïden bevatten. Een groot veldexperiment liet zien dat werksters daardoor minder hard werken en eerder doodgaan. Dat effect verdubbelde in aanwezigheid van een veelgebruikt antischimmelmiddel. „Schrikbarend”, reageert Biesmeijer. „Vaak wanneer je interacties test tussen stressfactoren, is de impact veel negatiever dan van die factoren afzonderlijk. Bij de interactie tussen bijenziekten en insecticiden wisten we dat al, maar nu is het heel mooi aangetoond voor bestrijdingsmiddelen onderling.”

Honingbij in actie. Foto Hans Hillewaert / Wikipedia

Verbieden

Verbieden dan maar, al die neonicotinoïden? Volgens Biesmeijer ligt het complexer. „Dat zou mooi zijn, maar dan gaat de industrie vast over op een volgend middel, dat misschien nog wel slechter is.” Hij ziet meer in gezamenlijk zoeken naar gezondere alternatieven. Kleinschalige landbouw met gevarieerde gewassen en wilde planten is bijvoorbeeld veel weerbaarder dan intensieve monocultuur – onder meer dankzij gezondere bestuivers en biologische plaagbestrijding. „We kunnen die natuur best veel meer inzetten, hoor”, vindt Biesmeijer. „En kijk nu eens naar de biotechnologie. Daarbij kunnen we inmiddels allemaal slimme dingen engineeren. Bij landbouwgewassen zijn we daar nog heel huiverig voor. Nieuwe technieken slim inzetten, die kant moeten we op.”