Op de wc-deur van de trein uit Den Haag staat een wanhoopskreet in trage woorden. „Hoeveel economische crisissen totdat we zeggen: genoeg?” De schrijver moet net als ik in de keurige coupé gezeten hebben tussen de laptops en de mooie tassen. Onderweg in armoede.
Op zoek naar werkende armen en je struikelt erover. Dinsdag berekende het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting dat twee op de drie bedrijven werknemers met schulden hebben. Ze raken in een echtscheiding, verliezen hun baan, vinden nieuwe korte baantjes, verzorgen een zieke partner. Gewone mensen met gewone banen.
Een paar maanden geleden was ik in de ‘financiële salon’ van welzijnsorganisatie ABC Alliantie in Amsterdam-West. Daar kampt ruwweg een kwart van de bewoners met schulden. Somber stemmende stapels papieren, tientallen mensen in donkere winterjassen, vooral bijstandstrekkers.
Dinsdagmiddag vind ik hier werkende armen. Een schoonmaker met een nulurencontract, een medewerker van een callcenter, een verzorgster van demente bejaarden. ABC Alliantie maakt onderscheid tussen schuldenaren: de grootste groep heeft „overlevingsschulden”. Huurachterstand, zorgkosten, belastingschuld. Een kleiner deel heeft luxe schulden: persoonlijke leningen, doorlopend krediet, de levensstijl van voor de kredietcrisis. „Ze hebben te gemakkelijk geld geleend.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/05/data14409327-78b609.jpg)
De verzorgster draagt goudkleurige sandaaltjes. Ze laat me in haar dossier kijken. Hbo-diploma pedagogiek, arbeidsovereenkomst met een ROC waar ze jaren les gaf. „Ik was toen een luxe schuldenaar”, zegt ze lachend. „Maar zulke schulden kun je dragen tot er iets misgaat.” Vijf jaar geleden begon de „downfall”, zegt ze. Na een bezuinigingsronde vertrok ze als senior trajectbegeleider naar de verslavingszorg. Daar werd haar contract niet verlengd.
In haar dossier stapelen de aanmaningen zich op. Ze begon aan een opleiding verzorgster en werd vorig najaar aangenomen in een verzorgingstehuis. Inmiddels heeft de Belastingdienst beslag gelegd op een derde van haar maandloon. Van de spanning heeft ze zich een paar keer ziek gemeld, waarop haar werkgever haar op het matje riep. „Je werkt je kapot en je weet niet hoe je eruit komt”, zegt ze.
De schuldeiser is onwrikbaar, de stad is onverbiddelijk. De hoge huren en hypotheken, de schuldenaren klagen erover. Ze worden de stad uitgeyupt. Thuiszorgorganisaties, postbedrijf, zorgkoepels: ze leveren zulke goedkope waar dat ze op gewone banen beknibbelen. Vroeger betekende baangarantie ook inkomensgarantie. Nu is het niet langer een garantie voor een fatsoenlijk inkomen. Wanneer biedt een vaste baan weer de zekerheid om je toekomst op te bouwen?