Opinie

‘Benoemers’ frustreren het vrije woord van de ‘politiek correcten’

In de discussie over de hoofddoek bij de politie ging het weer helemaal mis, constateert . Kalm redenerende mensen worden met etiketten als Gutmensch gediskwalificeerd.

PVV-kamerleden Machiel de Graaff en Tony van Dijck protesteren tegen Wilders-proces. Foto Bart Maat / ANP

Als Amsterdamse politiechef kun je je maar beter niet hard maken voor meer smaken en kleuren binnen je korps, zo bleek afgelopen week. Pieter-Jaap Aalbersberg, die zei dat de Amsterdamse politie overwoog het dragen van hoofddoekjes toe te staan, kreeg direct het etiket ‘politiek correct’ opgeplakt.

Nóg harder kreeg een wijkagente het voor de kiezen. Zij waagde het om tijdens haar dienst een hoofddoek te dragen, naar eigen zeggen om reacties te peilen. De apologeten van het vrije woord serveerden haar direct af met vers bedachte newspeak zoals ‘copvod’, ‘doos’ en ‘moslimhoer’.

Wilders’ ideoloog Martin Bosma wijdde er zelfs een tweet aan: „Geen christelijk kruis op mijter. Want moslims. Wel hoofddoeken bij politie. Want moslim.” Goed voor 991 retweets. De boodschap is duidelijk: de politiek correcten, zoals de ‘deugende’ politiechef Aalbersberg, zwichten maar al te graag voor de wensen van moslims. Waarom stond er anders ‘Lentefeest’ op het blaadje van de Hema in plaats van ‘Paasfeest’? En waarom was het vroeger gewoon ‘een Turk’, daarna opeens ‘gastarbeider’, toen ‘allochtoon’ en vervolgens ‘medelander’? En anno 2017 is die Turk plots gewoon een landgenoot!

Etiketten frustreren de dialoog

Bosma en anderen verwijten de mensen die ze ‘politiek correct’ noemen dat ze met meel in de mond praten. Zelf krijgen ze het verwijt terug met niemand rekening houden in hun drang zaken te ‘benoemen’. Het zijn echter niet deze verwijten die problematisch uitpakken. Het is het etiketten plakken op de ander dat problemen oplevert. Dat verstomt de dialoog met zogenaamde micro-agressie.

Iemand uitmaken voor ‘politiek correct’ is als een wapen, een retorische truc, enkel bedoeld om de ander het zwijgen op te leggen. De inhoud wordt direct losgezongen van het debat. Immers, de morele kwalificatie is op de persoon gericht en niet op zijn argumenten. Deze heeft dan een momentje nodig om bij te komen van de gratuite belediging. Zoals ze in Amerika zeggen: It takes the juice out of a conversation.

Rijst de vraag: hoe komt het dat deze ‘benoemers’ de dialoog niet aangaan, maar veel liever met linguïstisch judo de ‘politiek correcten’ onderuit proberen te halen? Zo is er niet alleen het etiket ‘politiek correct’ maar bijvoorbeeld ook ‘Gutmensch’, ‘heersende elite’ en het steeds meer in zwang rakende ‘cultureel marxisme’. De typeringen worden zo vaak opgeplakt dat door de eindeloze herhaling een vorm van conditionering ontstaat.

Plots is identiteit van levensbelang

Wat beweegt de ‘benoemers’ in deze volharding, terwijl (saillant detail!) het juist de linkse Amerikaanse gemeenschap was die medio jaren zeventig de term ‘politiek correct’ inzette, als inside joke om niet te vervallen in eigen orthodoxie?

Volgens de terror management theory heeft de mens (net als elk dier) een instinctmatige drijfveer om in leven te blijven. Tevens heeft de mens (als enig levend wezen) het besef dat het leven eindig is. Deze ingebakken afkeer en angst voor de dood wordt bij de antifatsoensbrigade nog eens versterkt door alles wat een mogelijke inperking kan zijn van hun bestaan, zoals daar zijn: immigratie en islam. Het leven is al zo moeilijk en dan komen ook nog eens gelukszoekers een graantje meepikken. Merendeels moslims, dus een mogelijk bedreiging voor het eigen cultureel wereldbeeld en alle vastomlijnde rituelen. Het gevolg: hysterie, stress en een obsessief investeren in de eigen gemeenschap. Plots is identiteit van levensbelang. De reactie: een GeenStijl-doofheid voor de dialoog. Feiten doen er niet meer toe, met hand en tand wordt de eigen positie verdedigd. Alles wat niet past binnen het eigen wereldbeeld, de eigen cultuur en identiteit, krijgt een etiket opgeplakt.

Deze etiketten fungeren als taaldaden, bedoeld om de dialoog te frustreren en de ander te verstommen. Oh, de ironie: het zijn juist de zogenaamde ‘benoemers’ die in sentimenten handelen (angst voor anderen en bescherming van zichzelf), terwijl zij de ‘politiek correcten’ verwijten hypergevoelig en emotioneel te zijn. De pot verwijt de ketel.

Het is precies andersom. De politiek correcte blijft juist kalm en voorkomt paniek, terwijl de apologeten van het vrije woord wegzinken in de zoveelste paniekaanval, hysterisch strooiend met etiketten. De vraag is: hoelang blijven die etiketten nog plakken?