Opinie

Vrees EU-bemoeienis niet, uw pensioen wordt er beter van

Wees niet bang voor Europese bemoeienis met onze pensioenen, schrijft hoogleraar EU pensioenrecht H. van Meerten. ‘De burger heeft er voordeel van.’
Foto REUTERS

We horen vaak – ook van onze Tweede Kamer – dat ‘pensioenen nationaal zijn’. Bemoeienis van ‘Brussel’ is een schrikbeeld. Dat komt vooral omdat we ons eigen Nederlandse pensioensysteem het beste van de wereld vinden. Toch mogen we blij zijn dat de EU onze pensioenen niet links laat liggen. Invloed van de EU betekent meer transparantie en dat geeft burgers nieuwe mogelijkheden om onduidelijke contracten aan te vechten voor de nationale rechter.

Nederland is deel van de Eurozone en de economieën van de EU-lidstaten zijn sterk verweven. Pensioenstelsels hebben grote invloed op de economie en dat maakt een geharmoniseerde aanpak noodzakelijk. Bijvoorbeeld over hoe en waarin pensioenfondsen beleggen.
Die Europese invloed is er ook bij de zogenaamde woekerpolis-affaire en de gevolgen. De affaire is welbekend bij verzekeraars: consumenten zijn op grote schaal bepaalde contracten aangegaan met verzekeraars. Kort gezegd houdt dit in: had een consument ook een verzekeringspolis afgesloten als deze had geweten wat het contract betekent?

Recent werd met betrekking tot deze affaire een opmerkelijke uitspraak gedaan: de nationale rechter bepaalde dat de verzekeraar ASR kosten moet vergoeden aan de consument als contractvoorwaarden in strijd zijn met een EU richtlijn over oneerlijke bedingen.
Hierdoor kunnen polishouders van dergelijke verzekeringscontracten met een beroep op EU wetgeving mogelijk hun geld terugkrijgen.
Transparantie van het contract tussen een consument en een aanbieder is een norm die door het EU Hof in Luxemburg (waar de Nederlandse rechter zich in de ASR zaak voornamelijk op baseert) van steeds groter belang wordt geacht. Het EU Hof heeft bepaald dat bescherming tegen oneerlijke bedingen op de gedachte berust dat de consument zich ten opzichte van een verkoper (bijvoorbeeld een verzekeraar) in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en bovendien over minder informatie beschikt dan de verkoper.

Nationale rechter moet al naar Europese regels kijken

In eerdere EU zaken was al gesteld dat de nationale rechter ambtshalve, dus uit zichzelf, bij de toepassing van nationale bepalingen, bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek, deze zo veel mogelijk in het licht van een EU-richtlijn moet uitleggen. Een consument hoeft dit in een procedure voor een nationale rechter dus niet eens zelf op te werpen, de rechter moet dit nagaan.
Ook kwam het EU-Hof al tot de conclusie dat de consument onder bepaalde omstandigheden een lichtere bewijslast heeft: deze hoeft dan slechts te bewijzen dat het gekochte niet beantwoordt aan de overeenkomst. Ook op dit punt wordt de consument dus in bescherming genomen.
Dit alles kan in het kader van pensioenen belangrijk worden. De waarden van transparantie en consumentenbescherming moeten strikt in acht worden genomen door verzekeraars en andere marktpartijen, maar vooralsnog niet of in mindere mate door pensioenfondsen.
Pensioenfondsen bieden echter minstens zo ingewikkelde regelingen aan als verzekeraars. Deze pensioenregelingen zijn in beginsel uitgezonderd van de Wet op het Financieel Toezicht maar vallen onder de Pensioenwet. Deze biedt in casu minder bescherming.

De EU kan pensioenfondsen dwingen opener te zijn

In de meeste gevallen bieden pensioenfondsen een zogenaamde ‘middelloon-regeling’ aan. Zelfs experts weten niet exact hoe deze regelingen werken: hoe de vermeende ‘solidariteit’ in deze regelingen werkt, hoe de risico’s precies gedeeld en verdeeld worden, en wanneer er gekort op de aanspraken mag worden. Met betrekking tot dit laatste: korten mag de financiële positie van pensioenfondsen verbeteren, de deelnemers en gepensioneerden betalen letterlijk de rekening. In het voorstel van de Europese Commissie bij de herziening van de IORP-richtlijn , de EU pensioeninstellingen-richtlijn, wordt opgemerkt:
‘Tal van deelnemers aan regelingen geven er zich geen rekenschap van dat hun pensioenrechten niet gegarandeerd zijn of dat deze rechten, anders dan bij andere financiële contracten, ook al zijn zij opgebouwd (…) kunnen worden gekort.’
Hierbij wijst de Europese Commissie op Nederland. Kortom, het pleidooi van ABP om de pensioenregeling drastisch te vereenvoudigen omdat deze ‘onbeheersbaar’ is en ‘niet langer uit te leggen aan de deelnemers’ komt niets te vroeg.
Daarop hoeft echter niet per se gewacht te worden. De EU kan hier een breekijzer vormen om pensioenfondsen te dwingen openheid van zaken te geven.

Prof.dr.mr. H. van Meerten, hoogleraar EU pensioenrecht Universiteit Utrecht