Opinie

…maar de kolenlobby saboteert een alternatief

Volgens de groene achterban van VVD, GroenLinks, D66 en CDA – de partijen die nu praten over regeringsdeelname – moeten kolencentrales zo snel mogelijk dicht. Schadelijke symboolpolitiek, vindt Cyriel de Jong. Integendeel, we moeten de transitie naar ‘duurzaam’ niet overlaten aan de markt, betoogt Simon Kalf.

Afgelopen herfst sprak de Tweede Kamer zich met een grote meerderheid uit vóór het sluiten van kolencentrales om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Sindsdien heeft de discussie daarover zich alleen maar verhevigd.

Tegenstanders vrezen dat sluiting de capaciteit om elektriciteit op te wekken in gevaar kan brengen, waardoor stroomuitval kan ontstaan. Voorstanders wijzen erop dat er toch overcapaciteit bestaat en dat de sluiting dus geen probleem is.

Op dit moment zijn er zo’n zeventig elektriciteitscentrales in gebruik, groot en klein. De totale capaciteit is circa 22,4 gigawatt. De vier te sluiten kolencentrales – van in totaal zeven – hebben een gezamenlijk vermogen van 4,7 gigawatt. Na sluiting daalt daardoor het beschikbare vermogen naar 17,7 gigawatt.

Voor ons verbruik is gemiddeld ongeveer 12,5 gigawatt nodig. Het beschikbare vermogen is dus ruim voldoende om dat op te vangen. Maar het piekverbruik in januari, rond etenstijd, vereist een vermogen in de orde van 20 gigawatt. Na de sluiting van de vier kolencentrales komen we daarvoor 2,3 gigawatt tekort.

Dat kan voor het reguliere energieverbruik al een probleem vormen, maar helemaal voor onze networked society waarin datacentra een essentiële rol vervullen. Hoewel ze voor een belangrijk deel ook ten behoeve van het buitenland opereren, vestigen ze zich juist in Nederland vanwege de hoge leveringszekerheid van ons elektriciteitsnet.

Het debat over de sluiting van de kolencentrales is dus op korte termijn veel meer een discussie over de betrouwbaarheid van ons elektriciteitsnet en onze internationale positie als internet-knooppunt dan over de uitstoot van CO2, hoe smerig die centrales ook zijn.

Er is een oplossing, maar die wordt gesaboteerd door de kolenlobby. Om het piektekort op te vangen zijn ongeveer zes gascentrales voldoende. Door hun operationele flexibiliteit zijn ze daar ook nog eens uitermate geschikt voor. Maar energiebedrijf Engie besloot eind vorig jaar om per 1 januari twee van de vijf eenheden van de gasgestookte Eemscentrale definitief te sluiten en eind van dit jaar nog eens twee centrales in Nederland in de mottenballen te leggen, waaronder een in Lelystad. In totaal gaat het om meer dan de helft van de gascentrales van Engie in Nederland.

De energieproducenten zijn bezig hun winsten te optimaliseren (of, in sommige gevallen, hun verliezen te beperken). Zij hebben geen leveringsplicht – het klinkt misschien gek, maar het ontstaan van tekorten is niet hun probleem.

De chaos die op deze steeds slechter functionerende markt ontstaat, is het gevolg van het ontbreken van een coherent overheidsbeleid. De energiemarkt is geliberaliseerd onder het motto dat de markt automatisch zal zorgen voor een economisch optimale ‘brandstofmix’ tegen een optimale prijs. Maar daarbij wordt geen rekening gehouden met de maatschappelijke consequenties van de externe effecten, zoals de CO2-uitstoot.

CO2-beprijzing levert een gelijk speelveld voor duurzame energie, maar niet voor gascentrales.

CO2-beprijzing lost dit niet of nauwelijks op. Het levert een gelijk speelveld voor duurzame energie, maar niet voor gascentrales. Die kunnen niet uitgesloten worden van die CO2-heffing. De kostprijs per kilowattuur van gascentrales is toch al het dubbele van die van kolencentrales.

Een CO2-heffing daarbovenop geeft aanleiding om goedkope stroom afkomstig van bruinkoolcentrales uit Duitsland te halen. Immers, de levering aan de afnemers is ook geliberaliseerd. Zo zwemmen we steeds verder de liberaliseringsfuik in.

Het geeft bij elkaar weer eens aan dat de grootschalige en disruptieve transitie van fossiele naar duurzame energie niet alleen aan ‘de markt’ overgelaten kan worden. De overheid dient een sterke regisserende rol te spelen. De interventies van minister Kamp bij de aanbesteding van windparken op zee (geen subsidie als de kosten niet met 40 procent dalen) en energiebesparing bij energie-intensieve bedrijven (boetes bij het niet-nakomen van beloften uit 2013), zijn hiervan treffende voorbeelden.

Lees ook: dit stuk van Cyriel de Jong: Sluiten kolencentrales is duur en contraproductief.