Interview

Hij kleit reconstructies van uitgestorven dieren voor de wetenschap

Wetenschapskunstenaar Remie Bakker kreeg een geologenprijs voor zijn waarheidsgetrouwe modellen van uitgestorven dieren.

Het atelier van Remie Bakker staat vol met levensecht ogende dieren. De meeste herken ik niet en dat is niet gek. Bakker maakt, naast modellen van levende dieren, reconstructies van uitgestorven dieren aan de hand van fossiele vondsten. Hij werkt met verschillende materialen, van klei tot schapenwol, om de dieren er zo realistisch mogelijk uit te laten zien. „Ik ben een sloerie wat materialen betreft. Als het werkt dan gebruik ik het”, zegt Bakker glimlachend terwijl hij doorwerkt aan een levensgrote gelada (een niet uitgestorven baviaanachtige) van klei in een loods op een bedrijventerrein in Rotterdam.

Met satéstokjes krast hij in de klei waardoor de aap een vacht krijgt. Het beeld komt in Diergaarde Blijdorp naast het verblijf van de gelada’s te staan, zodat bezoekers de dieren van dichtbij kunnen bekijken. „Het moet sterk genoeg zijn om het weer en de enorme sloopkracht van kinderen kunnen weerstaan.”

Remie Bakker is wetenschapskunstenaar. Al zijn modellen zijn zo waarheidsgetrouw mogelijk. „Ik geef letterlijk handen en voeten aan wetenschappelijke ideeën.” Alleen waar de wetenschap het niet meer weet, vult hij die gaten op met zijn eigen inzichten. Voor zijn werk kreeg hij afgelopen zaterdag de nationale P. van der Lijn-onderscheiding voor Nederlandse (amateur)geologie – want met zijn reconstructies draagt Bakker bij aan de populariteit van de geologie, waar ook fossielen onder vallen.

Hoe komt u aan wetenschappelijke kennis over de uitgestorven dieren?

„Ik ben geen wetenschapper. Maar ik werk veel samen met wetenschappers. Zolang we elkaars kennis respecteren werken we goed samen. Als kunstenaar kan ik ze vragen stellen over het uiterlijk van dieren waar ze nog niet bij stilgestaan hebben. Ik heb ook een adviseur: de amateurpaleontoloog Dick Mol.

„Natuurlijk hebben mensen altijd verschillende ideeën over hoe een dier eruit heeft gezien en dat botst wel eens. Maar als een wetenschapper zich zo ergert aan mijn modellen dat hij onderzoek gaat doen en ontdekt dat ik uit mijn nek klets, dan is dat enorme winst!”

Wetenschap en kunst kunnen van elkaar leren?

„Ja. Door iets te maken kun je er nieuw inzicht in krijgen. Maar dat ik iets kan kleien betekent niet dat ik weet hoe het zit. En als je wel precies weet hoe iets werkt, betekent het nog niet dat je het kan modelleren. Vakmanschap leer je door dingen te doen en te proberen. Ik legde vroeger vriendinnetjes in de badkuip om hun gezicht af te gieten met alginaat, het spul dat de tandarts gebruikt om een afdruk van je gebit te maken. En ik heb mijn vader ooit een halve dag laten zitten omdat ik een borstbeeld wilde maken. Ik daag wetenschappers uit om hun ideeën om te zetten in een beeld. Laat artsen maar eens een schedel kleien.”

U heeft een kunstopleiding gedaan. Waarom geen studie paleontologie?

„Ik vind dit veel leuker. Hierbij heb ik de vrijheid om dingen aan te nemen. En ik kan wetenschappers uitdagen: als ik het fout heb, kun je dan bewijzen hoe het wel zit?

„Vaak weten we niet hoe de huid van uitgestorven dieren er precies uitzag. Maar als ik een model maak, heeft het dier toch een huid, een kleur en textuur nodig. Het kan natuurlijk dat ik dat verkeerd doe. Maar als ik het geen huid, kleur of textuur geef, dan zit ik zeker fout. Als wetenschapskunstenaar heb ik de vrijheid om een educated guess te doen.”

Heeft u ooit een educated guess gedaan die later waar bleek?

„Ja. Voor mijn eindexamen aan de kunstacademie maakte in een levensgrote Oviraptor-dinosaurus en daar heb ik veren op geplakt. Dat deed ik omdat de Amerikaanse paleontoloog Robert Bakker met het idee was gekomen dat dinosaurussen geen reptielen, maar warmbloedigen waren. Ze moeten dan veren of haren gehad hebben om die warmte vast te houden. Het zou niet logisch zijn dat hun huid zo glad was als die van een reptiel. Dan zouden ze hun warmte veel te snel kwijtraken. Al mijn klasgenoten lachten mijn model uit. Ze vonden het op een kip lijken. Maar inmiddels is het vrijwel zeker dat dinosaurussen onder de 150 kilogram veren of haren hadden.

„Ik hoop trouwens dat er ooit een ingevroren sabeltandtijger gevonden wordt in Rusland. Ik ben benieuwd of die lijkt op mijn reconstructie.”

Hoe beslist u over de reconstructie van een uitgestorven dier?

„Ik zal een voorbeeld geven. Ik heb ooit een reconstructie gemaakt van een uitgestorven zeereptiel: de Nothosaurus, een Nederlandse protodinosaurus die ongeveer 240 miljoen jaar geleden leefde. Van dat dier zijn fossiele resten gevonden in de steengroeve van Winterswijk. Ik heb over die vondsten gesproken met vier experts. Het bleek dat er ontzettend weinig bekend is over het dier. Dat is vaak zo met zulke oude vondsten.

„Bovendien was de lichaamsbouw van de Nothosaurus zo totaal anders dan die van de dieren die wij nu kennen. Het beest behoort tot een groep die het in de evolutie niet gered heeft. Het had een lang, slangachtig, sterk lichaam en bekken en schouders waren er onder tegenaan geplakt. Dat zie je tegenwoordig niet meer bij dieren.

„Na de gesprekken met experts probeer ik een model te maken dat zoveel mogelijk gebaseerd is op wat we weten van het fossiel. Mijn voordeel is dat ik de ruimte heb om alles wat ik niet weet zelf in te vullen. Ik kijk hiervoor naar dieren die er qua bouw op lijken of die dezelfde levenswijze hebben. Als ik bijvoorbeeld niet had geweten hoe de vacht van de gelada-aap eruit zag, dan had ik kunnen kijken naar een mandril of naar een baviaan. „John de Vos die bij Naturalis werkte, vroeg zei ooit: zou jij ooit een zebra of een giraffe durven bedenken? En dat zou ik inderdaad niet durven. De werkelijk is eindeloos veel spannender dan je kan verzinnen.”

Hoe kiest u de houding van dieren?

„De meeste mensen zien de beesten graag in grote, dramatische houdingen. Maar als alle leeuwen, sabeltandtijgers enzovoort altijd een dreigende houding hadden aangenomen, dan hadden er heel veel dieren met een uitgedroogde strot rondgelopen. Ik houd er van om dieren zo natuurlijk en relaxed mogelijk af te beelden. Het liefst met smerige vlekken en wondjes. Ik geef ze een litteken over hun kop of een hap uit hun oor. Zo probeer ik het model karakter te geven.”

Van welk dier zou u nog een reconstructie willen maken?

„Het lijkt me heel leuk om een keer een mooie Neanderthaler maken. En ik zou ook graag een model van een buidelwolf maken. Of van een Gigantopithecus, een mensaap waarvan een onderkaak en kiezen zijn gevonden. Die zijn zo groot, dat hij veel groter geweest moet zijn dan een gorilla. Vroeger werd hij afgebeeld als een soort gorilla. Tegenwoordig lijken de afbeeldingen meer op een grote, oranje, orang-oetan-achtige aap. Koning Lowietje uit Jungle Book is een Gigantopithecus. Reconstructies zijn ook aan mode onderhevig.”